Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opvolgen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opvolgen from Dutch to Swedish

opvolgen:

opvolgen verb (volg op, volgt op, volgde op, volgden op, opgevolgd)

  1. opvolgen (volgen; navolgen)
    följa; efterfölja; imitera
    • följa verb (följer, följde, följt)
    • efterfölja verb (efterföljer, efterföljde, efterföljt)
    • imitera verb (imiterar, imiterade, imiterat)

Conjugations for opvolgen:

o.t.t.
  1. volg op
  2. volgt op
  3. volgt op
  4. volgen op
  5. volgen op
  6. volgen op
o.v.t.
  1. volgde op
  2. volgde op
  3. volgde op
  4. volgden op
  5. volgden op
  6. volgden op
v.t.t.
  1. heb opgevolgd
  2. hebt opgevolgd
  3. heeft opgevolgd
  4. hebben opgevolgd
  5. hebben opgevolgd
  6. hebben opgevolgd
v.v.t.
  1. had opgevolgd
  2. had opgevolgd
  3. had opgevolgd
  4. hadden opgevolgd
  5. hadden opgevolgd
  6. hadden opgevolgd
o.t.t.t.
  1. zal opvolgen
  2. zult opvolgen
  3. zal opvolgen
  4. zullen opvolgen
  5. zullen opvolgen
  6. zullen opvolgen
o.v.t.t.
  1. zou opvolgen
  2. zou opvolgen
  3. zou opvolgen
  4. zouden opvolgen
  5. zouden opvolgen
  6. zouden opvolgen
en verder
  1. ben opgevolgd
  2. bent opgevolgd
  3. is opgevolgd
  4. zijn opgevolgd
  5. zijn opgevolgd
  6. zijn opgevolgd
diversen
  1. volg op!
  2. volgt op!
  3. opgevolgd
  4. opvolgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvolgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
efterfölja navolgen; opvolgen; volgen
följa navolgen; opvolgen; volgen begeleiden; bijhouden; chaperonneren; escorteren; geleiden; jachten; meegaan; meelopen; nakomen; naleven; opdrijven; ophitsen; opjagen; vergezellen; volgen; voortjagen
imitera navolgen; opvolgen; volgen falsificeren; imiteren; kopiëren; nabootsen; nadoen; namaken; navolgen; naäpen; vervalsen

Wiktionary Translations for opvolgen:


Cross Translation:
FromToVia
opvolgen andra; tvåa sophomore — second in a series