Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. omroeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omroeren from Dutch to Swedish

omroeren:

omroeren verb (roer om, roert om, roerde om, roerden om, omgeroerd)

  1. omroeren (roeren)
    kärna; röra om
    • kärna verb (kärnar, kärnade, kärnat)
    • röra om verb (rör om, rörde om, rört om)

Conjugations for omroeren:

o.t.t.
  1. roer om
  2. roert om
  3. roert om
  4. roeren om
  5. roeren om
  6. roeren om
o.v.t.
  1. roerde om
  2. roerde om
  3. roerde om
  4. roerden om
  5. roerden om
  6. roerden om
v.t.t.
  1. heb omgeroerd
  2. hebt omgeroerd
  3. heeft omgeroerd
  4. hebben omgeroerd
  5. hebben omgeroerd
  6. hebben omgeroerd
v.v.t.
  1. had omgeroerd
  2. had omgeroerd
  3. had omgeroerd
  4. hadden omgeroerd
  5. hadden omgeroerd
  6. hadden omgeroerd
o.t.t.t.
  1. zal omroeren
  2. zult omroeren
  3. zal omroeren
  4. zullen omroeren
  5. zullen omroeren
  6. zullen omroeren
o.v.t.t.
  1. zou omroeren
  2. zou omroeren
  3. zou omroeren
  4. zouden omroeren
  5. zouden omroeren
  6. zouden omroeren
diversen
  1. roer om!
  2. roert om!
  3. omgeroerd
  4. omroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omroeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
kärna binnenste; binnenste van een vrucht; essentie; karnton; kern; klokhuis; midden; pit; vruchtenpit
VerbRelated TranslationsOther Translations
kärna omroeren; roeren
röra om omroeren; roeren aanwakkeren; oppoken; opporren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
röra om doorgeroerd

Wiktionary Translations for omroeren:


Cross Translation:
FromToVia
omroeren banka; drabba; slå battrefrapper de coups répétés.