Summary
Dutch
Detailed Translations for lijden from Dutch to Swedish
lijden:
-
lijden
Conjugations for lijden:
o.t.t.
- lijd
- lijdt
- lijdt
- lijden
- lijden
- lijden
o.v.t.
- leed
- leed
- leed
- leden
- leden
- leden
v.t.t.
- heb geleden
- hebt geleden
- heeft geleden
- hebben geleden
- hebben geleden
- hebben geleden
v.v.t.
- had geleden
- had geleden
- had geleden
- hadden geleden
- hadden geleden
- hadden geleden
o.t.t.t.
- zal lijden
- zult lijden
- zal lijden
- zullen lijden
- zullen lijden
- zullen lijden
o.v.t.t.
- zou lijden
- zou lijden
- zou lijden
- zouden lijden
- zouden lijden
- zouden lijden
diversen
- lijd!
- lijdt!
- geleden
- lijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lijden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lidande | lijden | lijder |
Verb | Related Translations | Other Translations |
genomgå | lijden | |
lida | lijden | doorleven; doorstaan; verdragen; verduren; verteren |
tåla | lijden | aanleunen; doorleven; doormaken; doorstaan; verdragen; verduren; verteren; welgevallen; zich laten welgevallen |
undergå | lijden | |
utstå | lijden | dulden; velen; verdragen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
lidande | lijdend |
Related Definitions for "lijden":
Wiktionary Translations for lijden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lijden | → lida | ↔ leiden — starke psychische oder physische Schmerzen verspüren |
• lijden | → lida | ↔ suffer — to undergo hardship |
• lijden | → lidande | ↔ suffering — condition |
• lijden | → uthärda; tåla; lida | ↔ endurer — souffrir, supporter avec fermeté, constance. |
• lijden | → lidande; kval; smärta; medgivande | ↔ souffrance — douleur physique ou morale, état de celui, de celle qui souffrir. |