Summary
Dutch
Detailed Translations for avanceren from Dutch to Swedish
avanceren:
-
avanceren (promoten; helpen)
-
avanceren (doorlopen; verdergaan; voortgaan; verder lopen)
Conjugations for avanceren:
o.t.t.
- avanceer
- avanceert
- avanceert
- avanceren
- avanceren
- avanceren
o.v.t.
- avanceerde
- avanceerde
- avanceerde
- avanceerden
- avanceerden
- avanceerden
v.t.t.
- heb geavanceerd
- hebt geavanceerd
- heeft geavanceerd
- hebben geavanceerd
- hebben geavanceerd
- hebben geavanceerd
v.v.t.
- had geavanceerd
- had geavanceerd
- had geavanceerd
- hadden geavanceerd
- hadden geavanceerd
- hadden geavanceerd
o.t.t.t.
- zal avanceren
- zult avanceren
- zal avanceren
- zullen avanceren
- zullen avanceren
- zullen avanceren
o.v.t.t.
- zou avanceren
- zou avanceren
- zou avanceren
- zouden avanceren
- zouden avanceren
- zouden avanceren
diversen
- avanceer!
- avanceert!
- geavanceerd
- avancerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze