Dutch
Detailed Translations for onderwerpen from Dutch to Swedish
onderwerpen:
-
onderwerpen (onder gezag brengen)
-
onderwerpen (machtiger zijn; overheersen; beheersen; heersen over)
Conjugations for onderwerpen:
o.t.t.
- onderwerp
- onderwerpt
- onderwerpt
- onderwerpen
- onderwerpen
- onderwerpen
o.v.t.
- onderwierp
- onderwierp
- onderwierp
- onderwierpen
- onderwierpen
- onderwierpen
v.t.t.
- ben onderworpen
- bent onderworpen
- is onderworpen
- zijn onderworpen
- zijn onderworpen
- zijn onderworpen
v.v.t.
- was onderworpen
- was onderworpen
- was onderworpen
- waren onderworpen
- waren onderworpen
- waren onderworpen
o.t.t.t.
- zal onderwerpen
- zult onderwerpen
- zal onderwerpen
- zullen onderwerpen
- zullen onderwerpen
- zullen onderwerpen
o.v.t.t.
- zou onderwerpen
- zou onderwerpen
- zou onderwerpen
- zouden onderwerpen
- zouden onderwerpen
- zouden onderwerpen
en verder
- heb onderworpen
- hebt onderworpen
- heeft onderworpen
- hebben onderworpen
- hebben onderworpen
- hebben onderworpen
diversen
- onderwerp!
- onderwerpt!
- onderworpen
- onderwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderwerpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kontrollera | controleren | |
thema | onderwerpen; thema's | |
ämne | onderwerpen; thema's | issue; kwestie; onderdaan; onderwerp; punt; thema |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bemäktiga | beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen | |
kontrollera | onder gezag brengen; onderwerpen | bedwingen; beproeven; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; inspecteren; keuren; narekenen; natellen; onder controle hebben; onderzoeken; overhoren; schouwen; testen; toetsen |
tämja | onder gezag brengen; onderwerpen | |
underkasta sig | onder gezag brengen; onderwerpen | aanleunen; welgevallen; zich laten welgevallen |
vara rådande | beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen | de overhand hebben; heersen |
Related Words for "onderwerpen":
Related Definitions for "onderwerpen":
Wiktionary Translations for onderwerpen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderwerpen | → kuva | ↔ bend — to force to submit |
onderwerp:
-
het onderwerp (thema)
-
het onderwerp (thema van een boek; subject; thema)
-
het onderwerp (onderwerp van een zin)
-
het onderwerp
Translation Matrix for onderwerp:
Noun | Related Translations | Other Translations |
huvudtema | onderwerp; thema | |
innehåll | onderwerp; subject; thema; thema van een boek | aanbevolen inhoud; behelzen; betekenis; capaciteit; grootte in de ruimte; inhoud; inhouden; inhoudsruimte; strekking; tendens; volume; waarmee iets gevuld is; wat ergens in zit |
subjekt | onderwerp; onderwerp van een zin | |
tema | onderwerp; subject; thema; thema van een boek | bureaubladthema; thema |
ämne | onderwerp; thema | issue; kwestie; onderdaan; onderwerpen; punt; thema's |
Related Words for "onderwerp":
Related Definitions for "onderwerp":
Wiktionary Translations for onderwerp:
onderwerp
Cross Translation:
noun
-
zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
- onderwerp → subjekt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderwerp | → tema; ämne | ↔ Thema — Literatur: Gegenstand oder Grundgedanke zum Beispiel einer schriftlichen Arbeit oder eines literarischen Werkes |
• onderwerp | → tema; ämne | ↔ Thema — gemeinsamer Fokus einer Gesprächsgruppe |
• onderwerp | → tema; ämne | ↔ Thema — gedanklicher Mittelpunkt |
• onderwerp | → subjekt | ↔ subject — in grammar |
• onderwerp | → ämne; föremål | ↔ subject — main topic |
• onderwerp | → tråd | ↔ thread — (Internet): a series of messages |
• onderwerp | → samtalsämne; ämne | ↔ topic — subject; theme |
• onderwerp | → objekt; affär; sak | ↔ chose — Permet de désigner un objet, une idée, un concept ou une abstraction quelconque, sans avoir à l’identifier ou à le nommer. Une chose est ce qui exister mais qui est indéterminé, objet ou idée, ou qu’il n’est pas nécessaire de préciser. La signification du mot cho |
• onderwerp | → objekt | ↔ objet — chose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé. |