Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schavuit:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schavuit from Dutch to Swedish

schavuit:

schavuit [de ~ (m)] nomen

  1. de schavuit (schelm; picaro)
    skojare; bov; skurk; lymmel
  2. de schavuit (kwajongen; deugniet; boefje; )
    lymmel; skojare; kanalje; skälm

Translation Matrix for schavuit:

NounRelated TranslationsOther Translations
bov picaro; schavuit; schelm bandiet; boef; boosdoener; booswicht; deugniet; ellendeling; fielt; guit; kaffer; klier; kreng; mispunt; olijkerd; onverlaat; paljas; rakker; rotvent; schobbejak; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; snaak; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd; stuk ongeluk
kanalje bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel deugniet; guit; jongens; olijkerd; paljas; rakker; rakkers; snaak; stinkerd
lymmel bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; picaro; schavuit; schelm; vlegel deugniet; donderstraal; guit; jongen; jongens; olijkerd; paljas; rakker; rakkers; rekel; snaak; stinkerd
skojare bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; picaro; schavuit; schelm; vlegel aartsbedrieger; aartsleugenaar; achterbakse personen; doortrapte leugenaar; flessentrekkers; gladjanussen; grappenmakers; guit; jongens; knoeier; koekenbakker; koekhakker; komedianten; komieken; mooipraters; olijkerd; onbetrouwbare kerels; paljas; paljassen; rakkers; schoeljes; sjoemelaar; sjoemelaars; smiechten; vleiers
skurk picaro; schavuit; schelm bandiet; bedrieger; boef; boosdoener; booswicht; ellendeling; fielt; gemenerik; kaffer; klier; kreng; mispunt; naarling; onverlaat; oplichter; rabauw; rotvent; rotzak; schobbejak; schoft; schooier; schurk; slechtaard; sloeber; smeerlap; smiecht; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd; stuk ongeluk
skälm bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel deugniet; guit; jongens; olijkerd; paljas; rakker; rakkers; snaak; stinkerd

Related Words for "schavuit":


Wiktionary Translations for schavuit:


Cross Translation:
FromToVia
schavuit skurk; bov; niding Halunke(abwertend)