Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- voorbijgaand:
- voorbijgaan:
-
Wiktionary:
- voorbijgaand → kortvarig, flyktig, förgänglig, tillfällig
- voorbijgaan → gå, förflytta
Dutch
Detailed Translations for voorbijgaand from Dutch to Swedish
voorbijgaand:
-
voorbijgaand (vergankelijk; eindig)
ömtåligt; förgänglig; förgängligt; lättförstörbar; lättförstörbart-
ömtåligt adj
-
förgänglig adj
-
förgängligt adj
-
lättförstörbar adj
-
lättförstörbart adj
-
-
voorbijgaand (tijdelijk; voorlopig; provisorisch; temporeel; tussentijds; zolang; kortstondig; voor enige tijd; aards)
temporärt; provisoriskt; tillfällig; tillfälligt; tidsbegränsad; tidsbegränsat-
temporärt adj
-
provisoriskt adj
-
tillfällig adj
-
tillfälligt adj
-
tidsbegränsad adj
-
tidsbegränsat adj
-
-
voorbijgaand (tijdelijk)
Translation Matrix for voorbijgaand:
Wiktionary Translations for voorbijgaand:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorbijgaand | → kortvarig; flyktig; förgänglig | ↔ transitory — lasting only a short time |
• voorbijgaand | → tillfällig; kortvarig | ↔ vorübergehend — nur für kurze Zeit |
voorbijgaand form of voorbijgaan:
-
voorbijgaan (verstrijken; verlopen; vervallen; vergaan; aflopen)
-
voorbijgaan (passeren; inhalen; voorbijrijden)
Conjugations for voorbijgaan:
o.t.t.
- ga voorbij
- gaat voorbij
- gaat voorbij
- gaan voorbij
- gaan voorbij
- gaan voorbij
o.v.t.
- ging voorbij
- ging voorbij
- ging voorbij
- gingen voorbij
- gingen voorbij
- gingen voorbij
v.t.t.
- ben voorbij gegaan
- bent voorbij gegaan
- is voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
- zijn voorbij gegaan
v.v.t.
- was voorbij gegaan
- was voorbij gegaan
- was voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
- waren voorbij gegaan
o.t.t.t.
- zal voorbijgaan
- zult voorbijgaan
- zal voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
- zullen voorbijgaan
o.v.t.t.
- zou voorbijgaan
- zou voorbijgaan
- zou voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
- zouden voorbijgaan
diversen
- ga voorbij!
- gaat voorbij!
- voorbij gegaan
- voorbijgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorbijgaan:
Wiktionary Translations for voorbijgaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorbijgaan | → gå | ↔ pass — elapse |
• voorbijgaan | → förflytta | ↔ pass — go by, over, etc |