Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. duren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for duren from Dutch to Swedish

duren:

duren verb (duurt, duurde, geduurd)

  1. duren (toestaan; laten; permitteren; )
    tillåta
    • tillåta verb (tillåter, tillåtit, tillät)

Conjugations for duren:

o.t.t.
  1. duurt
o.v.t.
  1. duurde
v.t.t.
  1. heeft geduurd
v.v.t.
  1. had geduurd
o.t.t.t.
  1. zal duren
o.v.t.t.
  1. zou duren
diversen
  1. geduurd
  2. durend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for duren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tillåta dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; instemmen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; veroorloven

Related Definitions for "duren":

  1. tijd in beslag nemen1
    • die oorlog duurt al jaren1

Wiktionary Translations for duren:


Cross Translation:
FromToVia
duren vara; fortfara last — endure, continue over time
duren vara; dröja; räcka dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen
duren fortsätta continuerpoursuivre ce qui commencer.

Related Translations for duren