Summary
Dutch
Detailed Translations for koesteren from Dutch to Swedish
koesteren:
-
koesteren
Conjugations for koesteren:
o.t.t.
- koester
- koestert
- koestert
- koesteren
- koesteren
- koesteren
o.v.t.
- koesterde
- koesterde
- koesterde
- koesterden
- koesterden
- koesterden
v.t.t.
- heb gekoesterd
- hebt gekoesterd
- heeft gekoesterd
- hebben gekoesterd
- hebben gekoesterd
- hebben gekoesterd
v.v.t.
- had gekoesterd
- had gekoesterd
- had gekoesterd
- hadden gekoesterd
- hadden gekoesterd
- hadden gekoesterd
o.t.t.t.
- zal koesteren
- zult koesteren
- zal koesteren
- zullen koesteren
- zullen koesteren
- zullen koesteren
o.v.t.t.
- zou koesteren
- zou koesteren
- zou koesteren
- zouden koesteren
- zouden koesteren
- zouden koesteren
en verder
- ben gekoesterd
- bent gekoesterd
- is gekoesterd
- zijn gekoesterd
- zijn gekoesterd
- zijn gekoesterd
diversen
- koester!
- koestert!
- gekoesterd
- koesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
koesteren (koestering)
Translation Matrix for koesteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
närande | koesteren; koestering | naderen; tegemoetkomen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hålla kär | koesteren | |
smeka | koesteren | aaien; knuffen; kozen; strelen |
vårda | koesteren | verplegen; verzorgen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
närande | voedend; voedzaam |