Dutch
Detailed Translations for bebossen from Dutch to Swedish
bebossen:
-
bebossen
Conjugations for bebossen:
o.t.t.
- bebos
- bebost
- bebost
- bebossen
- bebossen
- bebossen
o.v.t.
- beboste
- beboste
- beboste
- bebosten
- bebosten
- bebosten
v.t.t.
- heb bebost
- hebt bebost
- heeft bebost
- hebben bebost
- hebben bebost
- hebben bebost
v.v.t.
- had bebost
- had bebost
- had bebost
- hadden bebost
- hadden bebost
- hadden bebost
o.t.t.t.
- zal bebossen
- zult bebossen
- zal bebossen
- zullen bebossen
- zullen bebossen
- zullen bebossen
o.v.t.t.
- zou bebossen
- zou bebossen
- zou bebossen
- zouden bebossen
- zouden bebossen
- zouden bebossen
diversen
- bebos!
- bebost!
- bebost
- bebossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bebossen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
plantera med skog | bebossen |
Wiktionary Translations for bebossen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bebossen | → beskoga; återplantera | ↔ forest — to cover an area with trees |