Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. rennen:
  2. ren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rennen from Dutch to Swedish

rennen:

rennen verb (ren, rent, rende, renden, gerend)

  1. rennen (hardlopen)
    springa; löpa; fly; ila; ränna
    • springa verb (springer, sprang, sprungit)
    • löpa verb (löper, löpte, löpt)
    • fly verb (flyr, flydde, flytt)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • ränna verb (räner, rände, ränt)
  2. rennen (racen; hollen)
    kila; skutta
    • kila verb (kilar, kilade, kilat)
    • skutta verb (skuttar, skuttade, skuttat)

Conjugations for rennen:

o.t.t.
  1. ren
  2. rent
  3. rent
  4. rennen
  5. rennen
  6. rennen
o.v.t.
  1. rende
  2. rende
  3. rende
  4. renden
  5. renden
  6. renden
v.t.t.
  1. ben gerend
  2. bent gerend
  3. is gerend
  4. zijn gerend
  5. zijn gerend
  6. zijn gerend
v.v.t.
  1. was gerend
  2. was gerend
  3. was gerend
  4. waren gerend
  5. waren gerend
  6. waren gerend
o.t.t.t.
  1. zal rennen
  2. zult rennen
  3. zal rennen
  4. zullen rennen
  5. zullen rennen
  6. zullen rennen
o.v.t.t.
  1. zou rennen
  2. zou rennen
  3. zou rennen
  4. zouden rennen
  5. zouden rennen
  6. zouden rennen
diversen
  1. ren!
  2. rent!
  3. gerend
  4. rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rennen [het ~] nomen

  1. het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
  2. het rennen (geren)

Translation Matrix for rennen:

NounRelated TranslationsOther Translations
racande hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
ränna vore
springa gleuf; kier; kiertje; kloof; opening; sleuf; spleet; tussenruimte; uitsparing
springande geren; rennen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fly hardlopen; rennen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; ontglippen; ontkomen; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvlieden; ontvluchten; uitwijken; vlieden; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
ila hardlopen; rennen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
kila hollen; racen; rennen
löpa hardlopen; rennen ladderen
ränna hardlopen; rennen
skutta hollen; racen; rennen dartelen; hoppen; huppelen
springa hardlopen; rennen draven; hard rennen; hollen; pezen; sjezen; snel gaan; sprinten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
springande lopend

Related Words for "rennen":


Synonyms for "rennen":


Related Definitions for "rennen":

  1. heel hard lopen1
    • we moesten rennen om de bus te halen1

Wiktionary Translations for rennen:

rennen
noun
  1. [A] 1. zeer snel lopen

Cross Translation:
FromToVia
rennen löpa; springa laufenvon Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen
rennen springa run — to move quickly on two feet
rennen kila; raka courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

rennen form of ren:

ren [de ~ (m)] nomen

  1. de ren (hoenderhok; kippenhok; hoenderkooi; pluimveehok)
    hönshus

Translation Matrix for ren:

NounRelated TranslationsOther Translations
hönshus hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren kippenhok; kippenloop; kippenren

Related Words for "ren":


Wiktionary Translations for ren:


Cross Translation:
FromToVia
ren hage pen — enclosed area for animals

Related Translations for rennen