Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- reconstrueren:
-
Wiktionary:
- reconstrueren → återuppbygga, rekonstruera
Dutch
Detailed Translations for reconstrueren from Dutch to Swedish
reconstrueren:
-
reconstrueren (opnieuw laten afspelen)
-
reconstrueren (opnieuw bouwen; herbouwen)
Conjugations for reconstrueren:
o.t.t.
- reconstrueer
- reconstrueert
- reconstrueert
- reconstrueren
- reconstrueren
- reconstrueren
o.v.t.
- reconstrueerde
- reconstrueerde
- reconstrueerde
- reconstrueerden
- reconstrueerden
- reconstrueerden
v.t.t.
- heb gereconstrueerd
- hebt gereconstrueerd
- heeft gereconstrueerd
- hebben gereconstrueerd
- hebben gereconstrueerd
- hebben gereconstrueerd
v.v.t.
- had gereconstrueerd
- had gereconstrueerd
- had gereconstrueerd
- hadden gereconstrueerd
- hadden gereconstrueerd
- hadden gereconstrueerd
o.t.t.t.
- zal reconstrueren
- zult reconstrueren
- zal reconstrueren
- zullen reconstrueren
- zullen reconstrueren
- zullen reconstrueren
o.v.t.t.
- zou reconstrueren
- zou reconstrueren
- zou reconstrueren
- zouden reconstrueren
- zouden reconstrueren
- zouden reconstrueren
en verder
- is gereconstrueerd
- zijn gereconstrueerd
diversen
- reconstrueer!
- reconstrueert!
- gereconstrueerd
- reconstruerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for reconstrueren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bygga om | opnieuw laten afspelen; reconstrueren | ombouwen |
återuppbygga | herbouwen; opnieuw bouwen; reconstrueren |
Wiktionary Translations for reconstrueren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reconstrueren | → återuppbygga; rekonstruera | ↔ reconstruct — to construct again |