Dutch
Detailed Translations for scheen from Dutch to Swedish
scheen:
Translation Matrix for scheen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skenben | scheen | scheenbeen; schenkel |
Related Words for "scheen":
scheen form of schijnen:
-
schijnen (lijken; eruit zien; toeschijnen)
-
schijnen (de schijn van iets hebben)
-
schijnen (licht geven)
-
schijnen (fonkelen; stralen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen)
Conjugations for schijnen:
o.t.t.
- schijn
- schijnt
- schijnt
- schijnen
- schijnen
- schijnen
o.v.t.
- scheen
- scheen
- scheen
- schenen
- schenen
- schenen
v.t.t.
- heb geschenen
- hebt geschenen
- heeft geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
v.v.t.
- had geschenen
- had geschenen
- had geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
o.t.t.t.
- zal schijnen
- zult schijnen
- zal schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
o.v.t.t.
- zou schijnen
- zou schijnen
- zou schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
en verder
- ben geschenen
- bent geschenen
- is geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
diversen
- schijn!
- schijnt!
- geschenen
- schijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schijnen (licht verspreiden)
-
schijnen (doen voorkomen)
Translation Matrix for schijnen:
Related Words for "schijnen":
Synonyms for "schijnen":
Antonyms for "schijnen":
Related Definitions for "schijnen":
Wiktionary Translations for schijnen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schijnen | → verka | ↔ scheinen — in einer bestimmten Art und Weise wirken oder aussehen; einen Eindruck erwecken |
• schijnen | → skina | ↔ scheinen — Licht aussenden |
• schijnen | → förefalla; verka; tyckas; synas | ↔ seem — to appear |
• schijnen | → lysa; skina; stråla | ↔ shine — to emit light |
• schijnen | → lysa; skina; glänsa | ↔ luire — émettre de la lumière. |
• schijnen | → synas; tyckas | ↔ sembler — avoir l’air, l’apparence |