Dutch
Detailed Translations for beheren from Dutch to Swedish
beheren:
-
beheren (administreren; besturen)
-
beheren
Conjugations for beheren:
o.t.t.
- beheer
- beheert
- beheert
- beheren
- beheren
- beheren
o.v.t.
- beheerde
- beheerde
- beheerde
- beheerden
- beheerden
- beheerden
v.t.t.
- heb beheerd
- hebt beheerd
- heeft beheerd
- hebben beheerd
- hebben beheerd
- hebben beheerd
v.v.t.
- had beheerd
- had beheerd
- had beheerd
- hadden beheerd
- hadden beheerd
- hadden beheerd
o.t.t.t.
- zal beheren
- zult beheren
- zal beheren
- zullen beheren
- zullen beheren
- zullen beheren
o.v.t.t.
- zou beheren
- zou beheren
- zou beheren
- zouden beheren
- zouden beheren
- zouden beheren
diversen
- beheer!
- beheert!
- beheerd
- beherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beheren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
administrera | administreren; beheren; besturen | binnen gieten; geneesmiddel toedienen; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toedienen; verstrekken |
förvalta | administreren; beheren; besturen | binnen gieten; geven; iemand iets toedienen; ingeven; verstrekken |
hantera | beheren | behandelen; iets aankunnen; iets afhandelen; managen |
sköta | administreren; beheren; besturen | geneesmiddel toedienen; geven; iets aankunnen; ingeven; managen; toedienen; verstrekken; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets |