Noun | Related Translations | Other Translations |
knapp
|
|
drukkertje; knobbel; knoest; knop; knopje; kwast; overhemdsknoopje; schakelaar; schakelknop
|
lugn
|
|
vredelievendheid; vreedzaamheid; windstilte
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
jämnt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
evenwichtig; in evenwicht; op rolletjes; quitte
|
knapp
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
lent
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
smeuïg
|
lugn
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
beheerst
|
lugnt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
amicaal; bedaard; beheerst; gedeisd; gelijkmoedig; gerust; kalm; kameraadschappelijk; rustig; rustigjes; stil; vriendschappelijk
|
mild
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig
|
milt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
amicaal; clement; goedhartig; kameraadschappelijk; mak; mild; vriendschappelijk; welwillend; zacht; zachtaardig
|
slät
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
gelikt; gladjanusachtig
|
slätt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
glad neerliggend; op rolletjes; rimpelloos; sluik; vlakte
|
spänd
|
strak; strakgespannen
|
|
spänt
|
strak; strakgespannen
|
gespannen; gestressd; opgejaagd
|
stelnad
|
star; strak; verstard
|
geronnen; gestold; gestremd
|
styvt
|
strak; strakgespannen
|
harkerig; houterig; stijf; stijfjes; stijve; stram; stroef
|
tight
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
|
åtsmitande
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
dicht op elkaar
|