Dutch
Detailed Translations for fluisteren from Dutch to Swedish
fluisteren:
-
fluisteren (lispelen; sissen)
-
fluisteren (smiespelen; smoezen)
Conjugations for fluisteren:
o.t.t.
- fluister
- fluistert
- fluistert
- fluisteren
- fluisteren
- fluisteren
o.v.t.
- fluisterde
- fluisterde
- fluisterde
- fluisterden
- fluisterden
- fluisterden
v.t.t.
- heb gefluisterd
- hebt gefluisterd
- heeft gefluisterd
- hebben gefluisterd
- hebben gefluisterd
- hebben gefluisterd
v.v.t.
- had gefluisterd
- had gefluisterd
- had gefluisterd
- hadden gefluisterd
- hadden gefluisterd
- hadden gefluisterd
o.t.t.t.
- zal fluisteren
- zult fluisteren
- zal fluisteren
- zullen fluisteren
- zullen fluisteren
- zullen fluisteren
o.v.t.t.
- zou fluisteren
- zou fluisteren
- zou fluisteren
- zouden fluisteren
- zouden fluisteren
- zouden fluisteren
en verder
- is gefluisterd
- zijn gefluisterd
diversen
- fluister!
- fluistert!
- gefluisterd
- fluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fluisteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
läspa | fluisteren; lispelen; sissen | slissen |
tala med en läspning | fluisteren; lispelen; sissen | |
viska | fluisteren; smiespelen; smoezen | influisteren; ingeven; souffleren |
Antonyms for "fluisteren":
Related Definitions for "fluisteren":
Wiktionary Translations for fluisteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fluisteren | → viska | ↔ flüstern — mit gesenkter, leiser Stimme sprechen |
• fluisteren | → viska | ↔ whisper — to talk in a quiet voice |
• fluisteren | → tissla; viska | ↔ chuchoter — parler bas et mystérieusement, en remuant à peine les lèvres. |
External Machine Translations: