Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. keten:
  2. ketenen:
  3. Wiktionary:
Swedish to Dutch:   more detail...
  1. keten:
    • Wiktionary:
      keten → keteen


Dutch

Detailed Translations for keten from Dutch to Swedish

keten:

keten [de ~] nomen, plural

  1. de keten (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; ketting; boei; kluister)
    kedja
  2. de keten (aaneenschakeling; reeks; serie; rij)
    kedja; rad; följd; sekvens
  3. de keten (bergschuren; loodsen)
    skjul
  4. de keten (reeks; aaneenschakeling; serie; rij)
    serie; räcka; följd
  5. de keten (winkelketen)
  6. de keten (halssieraad; ketting)
    halsband

Translation Matrix for keten:

NounRelated TranslationsOther Translations
affärskedja keten; winkelketen filiaalbedrijf; handelsketen; zakenketen
följd aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; aaneenschakelingen; aanslag; afloop; effect; effecten; gevolgen; impact; opeenvolging; opeenvolgingen; reeksen; resultaat; sequens; sequentie; uitkomst; uitwerking
halsband halssieraad; keten; ketting collier; halsband; halsketting; halssnoer; ketting; kettinkje; leiband
kedja aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; keten; ketting; kluister; reeks; rij; serie; snoer aaneenschakeling; reeks; samentrekking; samenvoeging; serie
mera affärer keten; winkelketen
rad aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; aaneenschakelingen; colonne; cyclus; file; gelid; opeenvolging; opeenvolgingen; opvolging; reeks; reeksen; regel; rij; rij manschappen; rijtje; roeitochtje; serie; series; successie; vervolgdeel
räcka aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; gelid; rij; samentrekking; samenvoeging
sekvens aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; reeks; samentrekking; samenvoeging; sequens; sequentie; serie
serie aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; aaneenschakelingen; feuilleton; opeenvolging; opeenvolgingen; opvolging; reeks; reeksen; samentrekking; samenvoeging; serie; successie; vervolgdeel; vervolgverhaal
skjul bergschuren; keten; loodsen afdak; hokje; luifel; schuur
VerbRelated TranslationsOther Translations
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren
räcka aanbieden; aangeven; aanreiken; genoeg zijn; geven; komen tot; reiken; toereikend zijn; voldoende zijn

Related Words for "keten":

  • ketenen, ketens, ketentje, ketentjes

Wiktionary Translations for keten:


Cross Translation:
FromToVia
keten kedja chain — series of interconnected rings or links
keten kedja chain — series of stores or businesses with the same brand name
keten halsband; halskedja KetteSchmuckstück aus [1]
keten kedja KetteReihe aus beweglich, ineinandergefügten Glied
keten kedja Ketteübertragen: Zusammenhängende Elemente aller Art, aufeinanderfolgende Ablauf
keten kedja KetteMathematik: eine totalgeordnete Menge

ketenen:

ketenen verb (keten, ketent, ketende, ketenden, geketend)

  1. ketenen (boeien; binden; kluisteren)
    kedja; kedja fast
    • kedja verb (kedjar, kedjade, kedjat)
    • kedja fast verb (kedjar fast, kedjade fast, kedjat fast)
  2. ketenen (handboeien omdoen; in de boeien slaan)
    handboja; kedja fast
    • handboja verb (handbojar, handbojade, handbojat)
    • kedja fast verb (kedjar fast, kedjade fast, kedjat fast)

Conjugations for ketenen:

o.t.t.
  1. keten
  2. ketent
  3. ketent
  4. ketenen
  5. ketenen
  6. ketenen
o.v.t.
  1. ketende
  2. ketende
  3. ketende
  4. ketenden
  5. ketenden
  6. ketenden
v.t.t.
  1. heb geketend
  2. hebt geketend
  3. heeft geketend
  4. hebben geketend
  5. hebben geketend
  6. hebben geketend
v.v.t.
  1. had geketend
  2. had geketend
  3. had geketend
  4. hadden geketend
  5. hadden geketend
  6. hadden geketend
o.t.t.t.
  1. zal ketenen
  2. zult ketenen
  3. zal ketenen
  4. zullen ketenen
  5. zullen ketenen
  6. zullen ketenen
o.v.t.t.
  1. zou ketenen
  2. zou ketenen
  3. zou ketenen
  4. zouden ketenen
  5. zouden ketenen
  6. zouden ketenen
en verder
  1. ben geketend
  2. bent geketend
  3. is geketend
  4. zijn geketend
  5. zijn geketend
  6. zijn geketend
diversen
  1. keten!
  2. ketent!
  3. geketend
  4. ketenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ketenen [de ~] nomen, plural

  1. de ketenen (knevels; kluisters)

Translation Matrix for ketenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
handfängsel ketenen; kluisters; knevels handboei
handklovar ketenen; kluisters; knevels boeien; handboeien; handijzers
kedja aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; keten; ketting; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; serie; snoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
handboja handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren
kedja fast binden; boeien; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren vastketenen; vastkluisteren; vastleggen

Related Words for "ketenen":


External Machine Translations: