Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. knellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knellen from Dutch to Swedish

knellen:

knellen verb (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)

  1. knellen (drukken)
    krama; klämma; nypa
    • krama verb (kramar, kramade, kramat)
    • klämma verb (klämmer, klämmde, klämmt)
    • nypa verb (nypar, nypade, nypat)
  2. knellen (vastklemmen; vasthouden; vastknellen)
    spänna fast
    • spänna fast verb (spänner fast, spände fast, spänt fast)
  3. knellen (omklemmen; klemmen)
    hålla fast; hålla i; gripa om
    • hålla fast verb (håller fast, höll fast, hållit fast)
    • hålla i verb (håller i, höll i, hållit i)
    • gripa om verb (griper om, grep om, gripit om)
  4. knellen (strak zitten)
    pressa; krama; klämma; nypa
    • pressa verb (pressar, pressade, pressat)
    • krama verb (kramar, kramade, kramat)
    • klämma verb (klämmer, klämmde, klämmt)
    • nypa verb (nypar, nypade, nypat)

Conjugations for knellen:

o.t.t.
  1. knel
  2. knelt
  3. knelt
  4. knellen
  5. knellen
  6. knellen
o.v.t.
  1. knelde
  2. knelde
  3. knelde
  4. knelden
  5. knelden
  6. knelden
v.t.t.
  1. heb gekneld
  2. hebt gekneld
  3. heeft gekneld
  4. hebben gekneld
  5. hebben gekneld
  6. hebben gekneld
v.v.t.
  1. had gekneld
  2. had gekneld
  3. had gekneld
  4. hadden gekneld
  5. hadden gekneld
  6. hadden gekneld
o.t.t.t.
  1. zal knellen
  2. zult knellen
  3. zal knellen
  4. zullen knellen
  5. zullen knellen
  6. zullen knellen
o.v.t.t.
  1. zou knellen
  2. zou knellen
  3. zou knellen
  4. zouden knellen
  5. zouden knellen
  6. zouden knellen
en verder
  1. is gekneld
diversen
  1. knel!
  2. knelt!
  3. gekneld
  4. knellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
klämma klamp; klem; klemhaak; koeklauw; kram; krammetje
krama geminnekoos; gevrij; vrijerij
nypa afsnoepen; kneep; knijpen
spänna fast aangespen; vastgespen
VerbRelated TranslationsOther Translations
gripa om klemmen; knellen; omklemmen
hålla fast klemmen; knellen; omklemmen beet hebben; gevangen zetten; interneren; isoleren; niet laten gaan; opsluiten; vasthebben; vasthouden
hålla i klemmen; knellen; omklemmen
klämma drukken; knellen; strak zitten dichtknijpen; persen
krama drukken; knellen; strak zitten dichtknijpen; knuffelen; kozen; liefkozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen
nypa drukken; knellen; strak zitten achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; vastknijpen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
pressa knellen; strak zitten aandrukken; dichtknijpen; dringen; duwen; gladstrijken; leegknijpen; oppersen; persen; ronselen; strijken; uitpersen; vastdrukken
spänna fast knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen

Wiktionary Translations for knellen:


Cross Translation:
FromToVia
knellen trycka presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.
knellen trycka serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).