Summary
Dutch
Detailed Translations for omlijnen from Dutch to Swedish
omlijnen:
Conjugations for omlijnen:
o.t.t.
- omlijn
- omlijnt
- omlijnt
- omlijnen
- omlijnen
- onlijnen
o.v.t.
- omlijnde
- omlijnde
- omlijnde
- omlijnden
- omlijnden
- omlijnden
v.t.t.
- heb omlijnd
- hebt omlijnd
- heeft omlijnd
- hebben omlijnd
- hebben omlijnd
- hebben omlijnd
v.v.t.
- had omlijnd
- had omlijnd
- had omlijnd
- hadden omlijnd
- hadden omlijnd
- hadden omlijnd
o.t.t.t.
- zal omlijnen
- zult omlijnen
- zal omlijnen
- zullen omlijnen
- zullen omlijnen
- zullen omlijnen
o.v.t.t.
- zou omlijnen
- zou omlijnen
- zou omlijnen
- zouden omlijnen
- zouden omlijnen
- zouden omlijnen
diversen
- omlijn!
- omlijnt!
- omlijnd
- omlijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omlijnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avgränsa | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen | omheinen |
begränsa | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen | afgrenzen; begrenzen; beknotten; beperken; dempen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; matigen; temperen; van grenzen voorzien; zich matigen |
bestämma | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen | afkondigen; bepalen; beslissen; besluiten; bestemmen; decreteren; definiëren; determineren; omschrijven; plaats toekennen; plaatsen; uitstippelen; uitvaardigen; uitzetten; vaststellen |
definiera | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen | bepalen; definiëren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; nader omschrijven; omschrijven; preciseren; typeren |
markera | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen | aankruisen; aanstrepen; afvinken; keurmerken; markeren; merken; selecteren; vinken |
utstaka | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen |