Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afweren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afweren from Dutch to Swedish

afweren:

afweren verb (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)

  1. afweren (pareren; weren)
    parera; avvärja
    • parera verb (parerar, parerade, parerat)
    • avvärja verb (avvärjer, avvärjde, avvärjt)
  2. afweren (verdedigen; verweren; weren)
    försvara
    • försvara verb (försvarar, försvarade, försvarat)

Conjugations for afweren:

o.t.t.
  1. weer af
  2. weert af
  3. weert af
  4. weren af
  5. weren af
  6. weren af
o.v.t.
  1. weerde af
  2. weerde af
  3. weerde af
  4. weerden af
  5. weerden af
  6. weerden af
v.t.t.
  1. heb afgeweerd
  2. hebt afgeweerd
  3. heeft afgeweerd
  4. hebben afgeweerd
  5. hebben afgeweerd
  6. hebben afgeweerd
v.v.t.
  1. had afgeweerd
  2. had afgeweerd
  3. had afgeweerd
  4. hadden afgeweerd
  5. hadden afgeweerd
  6. hadden afgeweerd
o.t.t.t.
  1. zal afweren
  2. zult afweren
  3. zal afweren
  4. zullen afweren
  5. zullen afweren
  6. zullen afweren
o.v.t.t.
  1. zou afweren
  2. zou afweren
  3. zou afweren
  4. zouden afweren
  5. zouden afweren
  6. zouden afweren
diversen
  1. weer af!
  2. weert af!
  3. afgeweerd
  4. afwerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afweren [znw.] nomen

  1. afweren (verdedigen; weren; verweren)

Translation Matrix for afweren:

NounRelated TranslationsOther Translations
försvarande afweren; verdedigen; verweren; weren
VerbRelated TranslationsOther Translations
avvärja afweren; pareren; weren afhouden; terughouden
försvara afweren; verdedigen; verweren; weren
parera afweren; pareren; weren afhouden; terughouden

Wiktionary Translations for afweren:


Cross Translation:
FromToVia
afweren avvärja; mota bort stave off — prevent something from happening
afweren avvärja ward off — to parry, or turn aside