Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. haal:
  2. halen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for haal from Dutch to Swedish

haal:

haal [de ~ (m)] nomen

  1. de haal (pennekras; kras)
    streck; penndrag
  2. de haal (ruk; trek)
    drag; ryck
  3. de haal (trekje aan een sigaret; trekje; haaltje)
    drag; puff

Translation Matrix for haal:

NounRelated TranslationsOther Translations
drag haal; haaltje; ruk; trek; trekje; trekje aan een sigaret aantrekken; gelaatstrek; schaakstukverplaatsing; straktrekken; teugen; tochtwinden; zet
penndrag haal; kras; pennekras haal met de pen; pennenstreek
puff haal; haaltje; trekje; trekje aan een sigaret buzzer; klap; opstopper; peut; stoot; vleug
ryck haal; ruk; trek
streck haal; kras; pennekras haal met de pen; lijn; linie; pennenstreek; streep

Related Words for "haal":


Wiktionary Translations for haal:


Cross Translation:
FromToVia
haal tag; årtag stroke — rowing: movement of an oar or paddle through water
haal streck; strimla; strimma raieligne tracer sur une surface.

halen:

halen verb (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)

  1. halen (pakken)
    ; ta
    • verb (får, fick, fått)
    • ta verb (tar, tog, tagit)

Conjugations for halen:

o.t.t.
  1. haal
  2. haalt
  3. haalt
  4. halen
  5. halen
  6. halen
o.v.t.
  1. haalde
  2. haalde
  3. haalde
  4. haalden
  5. haalden
  6. haalden
v.t.t.
  1. heb gehaald
  2. hebt gehaald
  3. heeft gehaald
  4. hebben gehaald
  5. hebben gehaald
  6. hebben gehaald
v.v.t.
  1. had gehaald
  2. had gehaald
  3. had gehaald
  4. hadden gehaald
  5. hadden gehaald
  6. hadden gehaald
o.t.t.t.
  1. zal halen
  2. zult halen
  3. zal halen
  4. zullen halen
  5. zullen halen
  6. zullen halen
o.v.t.t.
  1. zou halen
  2. zou halen
  3. zou halen
  4. zouden halen
  5. zouden halen
  6. zouden halen
en verder
  1. ben gehaald
  2. bent gehaald
  3. is gehaald
  4. zijn gehaald
  5. zijn gehaald
  6. zijn gehaald
diversen
  1. haal!
  2. haalt!
  3. gehaald
  4. halend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

halen [het ~] nomen

  1. het halen

Translation Matrix for halen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hämtar upp halen
VerbRelated TranslationsOther Translations
halen; pakken believen; moeten; mogen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; willen
ta halen; pakken aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; kiezen; naartoe brengen; nemen; pakken; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; vastklampen; vastpakken; welgevallen; ziften
OtherRelated TranslationsOther Translations
weinig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
luttel; weinig

Related Words for "halen":


Antonyms for "halen":


Related Definitions for "halen":

  1. er naar toe gaan en het meenemen1
    • haal jij even sinaasappels op de markt?1
  2. erin slagen het te bereiken1
    • ik heb de trein gehaald1

Wiktionary Translations for halen:


Cross Translation:
FromToVia
halen hämta fetch — To retrieve; to bear towards; to get
halen ; skaffa get — obtain
halen hämta get — fetch
halen hinna med; få tag i erwischen — jemanden oder etwas (gerade noch rechtzeitig) erreichen
halen hämta holen — etwas, jemanden zu sich kommen machen
halen ernå atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
halen ; uppnå parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)

Related Translations for haal