Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. liefhebben:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for liefhebben from Dutch to Swedish

liefhebben:

liefhebben verb (heb lief, hebt lief, had lief, hadden lief, lief gehad)

  1. liefhebben (houden van; beminnen)
    älska; ha kär
    • älska verb (älskar, älskade, älskat)
    • ha kär verb (har kär, hade kär, haft kär)

Conjugations for liefhebben:

o.t.t.
  1. heb lief
  2. hebt lief
  3. hebt lief
  4. hebben lief
  5. hebben lief
  6. hebben lief
o.v.t.
  1. had lief
  2. had lief
  3. had lief
  4. hadden lief
  5. hadden lief
  6. hadden lief
v.t.t.
  1. heb lief gehad
  2. hebt lief gehad
  3. heeft lief gehad
  4. hebben lief gehad
  5. hebben lief gehad
  6. hebben lief gehad
v.v.t.
  1. had lief gehad
  2. had lief gehad
  3. had lief gehad
  4. hadden lief gehad
  5. hadden lief gehad
  6. hadden lief gehad
o.t.t.t.
  1. zal liefhebben
  2. zult liefhebben
  3. zal liefhebben
  4. zullen liefhebben
  5. zullen liefhebben
  6. zullen liefhebben
o.v.t.t.
  1. zou liefhebben
  2. zou liefhebben
  3. zou liefhebben
  4. zouden liefhebben
  5. zouden liefhebben
  6. zouden liefhebben
en verder
  1. ben liefgehad
  2. bent liefgehad
  3. is liefgehad
  4. zijn liefgehad
  5. zijn liefgehad
  6. zijn liefgehad
diversen
  1. heb lief!
  2. hebt lief!
  3. lief gehad
  4. liefhebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liefhebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ha kär beminnen; houden van; liefhebben
älska beminnen; houden van; liefhebben

Wiktionary Translations for liefhebben:


Cross Translation:
FromToVia
liefhebben älska love — have a strong affection for
liefhebben älska love — care about; will good for
liefhebben tycka om; uppskatta; älska aimerressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose.