Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. pand:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pand from Dutch to Swedish

pand:

pand [het ~] nomen

  1. het pand (gebouw; bouwwerk)
    bygge
  2. het pand (gebouw)
    byggnad
  3. het pand (huis; perceel)
    hus; bostad; boning; byggnad
  4. het pand (borg; garantie; waarborg; )
    säkerhet; garanti; pant; borgen

Translation Matrix for pand:

NounRelated TranslationsOther Translations
boning huis; pand; perceel huis; optrekje; stulp; verblijf
borgen borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borgsom; onderpand; securiteit; waarborgsom
bostad huis; pand; perceel accommodatie; domicilie; huis; huisvesting; onderbrenging; onderdak; onderkomen; optrekje; stulp; verblijf
bygge bouwwerk; gebouw; pand
byggnad gebouw; huis; pand; perceel aanleggen; blok; bouw; bouwsector; gebouw; opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; speelgoedblok; structuur; systeem
garanti borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom garantie; garantiebewijs; gratis service; keur; onderpanden; vrijwaring; waarborg
hus huis; pand; perceel honk
pant borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom onderpanden
säkerhet borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom bescherming; beschutting; beveiliging; garantie; geborgenheid; gewisheid; onderpanden; protectie; realiteit; stelligheid; vastheid; vastigheid; veiligheid; vrijwaring; waardepapier; werkelijkheid; zekerheid; zekerheidstelling

Related Words for "pand":


Wiktionary Translations for pand:

pand
noun
  1. een gebouw

Cross Translation:
FromToVia
pand pant collateral — security or guarantee
pand pant pawn — item sold to a pawn shop
pand byggnad Gebäude — ein vom Menschen errichtetes, meist oberirdisches, ortsfestes Konstrukt, das einen oder mehrere Räume enthält
pand skört Schoß — der die Hüfte bedeckende Teil der Kleidung