Dutch
Detailed Translations for voordeel from Dutch to Swedish
voordeel:
-
het voordeel (meevaller; gelukkig toeval; opsteker; buitenkansje)
-
het voordeel (buitenkans; meevaller)
Translation Matrix for voordeel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lycka | buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel | bof; euforie; fortuintje; geluk; geluk hebbend; gelukzaligheid; geneugte; genieten; genot; heerlijkheid; succes; verlossing; voorspoedigheid; welbehagen; welslagen; welstand; welvaart; zaligheid |
lyckträff | buitenkans; buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel | buitenkansje; gelukje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer |
tillfällighetsträff | buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel | |
tur | buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel | buitenkansje; dagreis; excursie; gang; gelukstreffer; mazzel; meevaller; reis; rijtoer; rit; ronde; tocht; toer; toevalstreffer; tournee; treffer; uitstapje |
unik chans | buitenkans; meevaller; voordeel | |
unik möjlighet | buitenkans; meevaller; voordeel | |
- | profijt |
Related Words for "voordeel":
Synonyms for "voordeel":
Antonyms for "voordeel":
Related Definitions for "voordeel":
Wiktionary Translations for voordeel:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voordeel | → fördel | ↔ advantage — any condition, circumstance, opportunity, or means, particularly favorable to success |
• voordeel | → fördel | ↔ advantage — the score where one player wins a point after deuce |
• voordeel | → förmån; välsignelse | ↔ boon — A blessing or benefit |
• voordeel | → fördel | ↔ Vorteil — positiver Aspekt oder Effekt einer Sache |
• voordeel | → vinst; fördel; gagn | ↔ avantage — Utilité, profit, faveur, bénéfice. |
• voordeel | → gagn; intresse | ↔ intérêt — Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien |
• voordeel | → vinst; vinning | ↔ lucre — profit plus ou moins licite que l'on rechercher dans une entreprise. |