Dutch
Detailed Translations for opleven from Dutch to Swedish
opleven:
-
opleven (verlevendigen; opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren)
-
opleven (weer krachtig worden; herleven)
Conjugations for opleven:
o.t.t.
- leef op
- leeft op
- leeft op
- leven op
- leven op
- leven op
o.v.t.
- leefde op
- leefde op
- leefde op
- leefden op
- leefden op
- leefden op
v.t.t.
- ben opgeleefd
- bent opgeleefd
- is opgeleefd
- zijn opgeleefd
- zijn opgeleefd
- zijn opgeleefd
v.v.t.
- was opgeleefd
- was opgeleefd
- was opgeleefd
- waren opgeleefd
- waren opgeleefd
- waren opgeleefd
o.t.t.t.
- zal opleven
- zult opleven
- zal opleven
- zullen opleven
- zullen opleven
- zullen opleven
o.v.t.t.
- zou opleven
- zou opleven
- zou opleven
- zouden opleven
- zouden opleven
- zouden opleven
diversen
- leef op!
- leeft op!
- opgeleefd
- oplevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opleven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aktivera | activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen | aanmoedigen; activeren; bezielen; inschakelen; oppeppen; opwekken; stimuleren |
återuppliva | activeren; herleven; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen; weer krachtig worden | hernieuwen; nieuw leven inblazen |
återuppväcka | activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen |