Dutch
Detailed Translations for overschatten from Dutch to Swedish
overschatten:
-
overschatten
Conjugations for overschatten:
o.t.t.
- overschat
- overschat
- overschat
- overschatten
- overschatten
- overschatten
o.v.t.
- overschatte
- overschatte
- overschatte
- overschatten
- overschatten
- overschatten
v.t.t.
- heb overschat
- hebt overschat
- heeft overschat
- hebben overschat
- hebben overschat
- hebben overschat
v.v.t.
- had overschat
- had overschat
- had overschat
- hadden overschat
- hadden overschat
- hadden overschat
o.t.t.t.
- zal overschatten
- zult overschatten
- zal overschatten
- zullen overschatten
- zullen overschatten
- zullen overschatten
o.v.t.t.
- zou overschatten
- zou overschatten
- zou overschatten
- zouden overschatten
- zouden overschatten
- zouden overschatten
en verder
- ben overschat
- bent overschat
- is overschat
- zijn overschat
- zijn overschat
- zijn overschat
diversen
- overschat!
- overschat!
- overschat
- overschattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overschatten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
överskatta | overschatten |
Wiktionary Translations for overschatten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overschatten | → överskatta | ↔ overestimate — to judge too highly |