Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kuip:
  2. kuipen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kuip from Dutch to Swedish

kuip:

kuip [de ~] nomen

  1. de kuip (vat; barrel; ton; )
    hink; fat
    • hink [-en] nomen
    • fat [-ett] nomen
  2. de kuip (waskuip; tobbe)

Translation Matrix for kuip:

NounRelated TranslationsOther Translations
fat bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bassin; bekken; theeschoteltje; waterbekken
hink bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat schepemmers
tvättbalja kuip; tobbe; waskuip

Related Words for "kuip":


Wiktionary Translations for kuip:


Cross Translation:
FromToVia
kuip kar Bottichgroß Gefäß, das oben weit offen ist und Flüssigkeit fassen kann
kuip skål; stop; ; urna; kar baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
kuip kar bassine — Sorte de bassin large et profond dont on se sert pour y faire chauffer, bouillir, fondre, etc., diverses substances.
kuip kar cuve — Grand récipient de bois ou de maçonnerie dont on se sert ordinairement pour fouler la vendange ou pour y laisser fermenter le vin nouveau avec la grappe, pour faire de la bière et pour divers autres usages.

kuipen:

kuipen verb (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

  1. kuipen (konkelen; intrigeren)
    stämpla; intrigera
    • stämpla verb (stämplar, stämplade, stämplat)
    • intrigera verb (intrigerar, intrigerade, intrigerat)

Conjugations for kuipen:

o.t.t.
  1. kuip
  2. kuipt
  3. kuipt
  4. kuipen
  5. kuipen
  6. kuipen
o.v.t.
  1. kuipte
  2. kuipte
  3. kuipte
  4. kuipten
  5. kuipten
  6. kuipten
v.t.t.
  1. heb gekuipt
  2. hebt gekuipt
  3. heeft gekuipt
  4. hebben gekuipt
  5. hebben gekuipt
  6. hebben gekuipt
v.v.t.
  1. had gekuipt
  2. had gekuipt
  3. had gekuipt
  4. hadden gekuipt
  5. hadden gekuipt
  6. hadden gekuipt
o.t.t.t.
  1. zal kuipen
  2. zult kuipen
  3. zal kuipen
  4. zullen kuipen
  5. zullen kuipen
  6. zullen kuipen
o.v.t.t.
  1. zou kuipen
  2. zou kuipen
  3. zou kuipen
  4. zouden kuipen
  5. zouden kuipen
  6. zouden kuipen
en verder
  1. is gekuipt
  2. zijn gekuipt
diversen
  1. kuip!
  2. kuipt!
  3. gekuipt
  4. kuipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kuipen [de ~] nomen, plural

  1. de kuipen (barrels)
    balja

Translation Matrix for kuipen:

NounRelated TranslationsOther Translations
balja barrels; kuipen teiltje
intrigera komplotteren; samenzweren
VerbRelated TranslationsOther Translations
intrigera intrigeren; konkelen; kuipen
stämpla intrigeren; konkelen; kuipen afstempelen; beplakken; keurmerken; slecht voorstellen; stempel drukken op; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; steun trekken; uitkering krijgen; verketteren

Related Words for "kuipen":