Dutch
Detailed Translations for ophelderen from Dutch to Swedish
ophelderen:
-
ophelderen (verduidelijken; verklaren; toelichten; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren)
-
ophelderen (begrijpelijk maken; uitleggen; verklaren; toelichten; opklaren)
Conjugations for ophelderen:
o.t.t.
- helder op
- heldert op
- heldert op
- helderen op
- helderen op
- helderen op
o.v.t.
- helderde op
- helderde op
- helderde op
- helderden op
- helderden op
- helderden op
v.t.t.
- heb opgehelderd
- hebt opgehelderd
- heeft opgehelderd
- hebben opgehelderd
- hebben opgehelderd
- hebben opgehelderd
v.v.t.
- had opgehelderd
- had opgehelderd
- had opgehelderd
- hadden opgehelderd
- hadden opgehelderd
- hadden opgehelderd
o.t.t.t.
- zal ophelderen
- zult ophelderen
- zal ophelderen
- zullen ophelderen
- zullen ophelderen
- zullen ophelderen
o.v.t.t.
- zou ophelderen
- zou ophelderen
- zou ophelderen
- zouden ophelderen
- zouden ophelderen
- zouden ophelderen
en verder
- is opgehelderd
- zijn opgehelderd
diversen
- helder op!
- heldert op!
- opgehelderd
- ophelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ophelderen:
Wiktionary Translations for ophelderen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ophelderen | → förtydliga; klargöra | ↔ clarifier — rendre claire une substance trouble. |