Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. achteruitgaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achteruitgaan from Dutch to Swedish

achteruitgaan:

achteruitgaan verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)

  1. achteruitgaan (declineren; afnemen; minder worden)
    förgå; krympa; blekna; minska; avta
    • förgå verb (förgår, förgick, förgått)
    • krympa verb (krymper, krympte, krympt)
    • blekna verb (bleknar, bleknade, bleknat)
    • minska verb (minskar, minskade, minskat)
    • avta verb (avtar, avtog, avtagit)
  2. achteruitgaan (vergaan; teruggaan; instorten; )
    avta; gå utför; vara i avtagande
    • avta verb (avtar, avtog, avtagit)
    • gå utför verb (går utför, gick utför, gått utför)
    • vara i avtagande verb (är i avtagande, var i avtagande, varit i avtagande)
  3. achteruitgaan (degenereren; verworden; verderven)
    degenerera
    • degenerera verb (degenererar, degenererade, degenererat)
  4. achteruitgaan (ontaarden; degenereren; verworden; verderven)
    degenerera; urarta; vansläktas
    • degenerera verb (degenererar, degenererade, degenererat)
    • urarta verb (urartar, urartade, urartat)
    • vansläktas verb (vansläktar, vansläktade, vansläktat)
  5. achteruitgaan (terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken; achteruitdeinzen)
    krympa tillbaka
    • krympa tillbaka verb (krymper tillbaka, krympte tillbaka, krympt tillbaka)

Conjugations for achteruitgaan:

o.t.t.
  1. ga achteruit
  2. gaat achteruit
  3. gaat achteruit
  4. gaan achteruit
  5. gaan achteruit
  6. gaan achteruit
o.v.t.
  1. ging achteruit
  2. ging achteuit
  3. ging achteruit
  4. gingen achteruit
  5. gingen achteruit
  6. gingen achteruit
v.t.t.
  1. ben achteruitgegaan
  2. bent achteruitgegaan
  3. is achteruitgegaan
  4. zijn achteruitgegaan
  5. zijn achteruitgegaan
  6. zijn achteruitgegaan
v.v.t.
  1. was achteruitgegaan
  2. was achteruitgegaan
  3. was achteruitgegaan
  4. waren achteruitgegaan
  5. waren achteruitgegaan
  6. waren achteruitgegaan
o.t.t.t.
  1. zal achteruitgaan
  2. zult achteruitgaan
  3. zal achteruitgaan
  4. zullen achteruitgaan
  5. zullen achteruitgaan
  6. zullen achteruitgaan
o.v.t.t.
  1. zou achteruitgaan
  2. zou achteruitgaan
  3. zou achteruitgaan
  4. zouden achteruitgaan
  5. zouden achteruitgaan
  6. zouden achteruitgaan
diversen
  1. ga achteruit!
  2. gaat achteruit!
  3. achteruitgegaan
  4. achteruitgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

achteruitgaan [znw.] nomen

  1. achteruitgaan (verminderen in kracht; afnemen)

Translation Matrix for achteruitgaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
bli svagare achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
degenerera gedegenereerde; ontaarde
VerbRelated TranslationsOther Translations
avta achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; instorten; minder worden; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afnemen; dalen; declineren; lijntrekken; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
blekna achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden bleek worden; tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verflauwen; verkleuren; verschieten; verslappen; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden
degenerera achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden verbasteren; vervormen
förgå achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
gå utför achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen
krympa achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden afnemend; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; schrompelen; slinken; slinkend; tanend; verkleinen
krympa tillbaka achteruitdeinzen; achteruitgaan; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken
minska achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden afkorten; afnemen; afnemend; dalen; declineren; denigreren; inkrimpen; kleiner maken; kleineren; krimpen; lager maken; lenigen; minder worden; minderen; minimaliseren; slinken; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; vervallen; verzachten
urarta achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
vansläktas achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
vara i avtagande achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
minska afname voorraad; vermindering
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bli svagare achteruitgaand; verzwakkend

Wiktionary Translations for achteruitgaan:


Cross Translation:
FromToVia
achteruitgaan backa; rygga; baklänges reculertirer ou pousser un objet en arrière.

Related Translations for achteruitgaan