Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bewijs:
  2. bewijzen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bewijs from Dutch to Swedish

bewijs:

bewijs [het ~] nomen

  1. het bewijs (blijk; teken)
    bevis
  2. het bewijs (bewijsstuk)
    belägg; bevis; bevismaterial
  3. het bewijs (attest; briefje)
    certifikat

Translation Matrix for bewijs:

NounRelated TranslationsOther Translations
belägg bewijs; bewijsstuk
bevis beweringsgrond; bewijs; bewijsstuk; blijk; teken bewijsmateriaal; bewijsmiddel
bevismaterial bewijs; bewijsstuk bewijsstuk; papier
certifikat attest; bewijs; briefje attesten; beveiligingscertificaat; brevet; certificaat; charter; digitaal certificaat; diploma; getuigschriften; licentie; oorkonde
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
certifikat Certificaten

Wiktionary Translations for bewijs:


Cross Translation:
FromToVia
bewijs belägg Belegallgemein: ein Beweis, ein Nachweis
bewijs bevis BeweisJura, Mathematik: die Darlegung der Richtigkeit oder der Unrichtigkeit einer Aussage oder eines Urteils mittels empirischer oder logischer Methoden
bewijs bevis BeweisLogik: eine nach festgelegten Regeln durchgeführte Ableitung
bewijs bevis proof — any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth
bewijs bevis; gärd; prov preuve — Traductions à trier suivant le sens
bewijs tecken; bevis; gärd; prov; attest témoignageaction de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.

bewijzen:

bewijzen verb (bewijs, bewijst, bewees, bewezen, bewezen)

  1. bewijzen (aantonen; staven)
    demonstrera; bevisa; belägga; verifiera
    • demonstrera verb (demonstrerar, demonstrerade, demonstrerat)
    • bevisa verb (bevisar, bevisade, bevisat)
    • belägga verb (belägger, belade, belagt)
    • verifiera verb (verifierar, verifierade, verifierat)

Conjugations for bewijzen:

o.t.t.
  1. bewijs
  2. bewijst
  3. bewijst
  4. bewijzen
  5. bewijzen
  6. bewijzen
o.v.t.
  1. bewees
  2. bewees
  3. bewees
  4. bewezen
  5. bewezen
  6. bewezen
v.t.t.
  1. heb bewezen
  2. hebt bewezen
  3. heeft bewezen
  4. hebben bewezen
  5. hebben bewezen
  6. hebben bewezen
v.v.t.
  1. had bewezen
  2. had bewezen
  3. had bewezen
  4. hadden bewezen
  5. hadden bewezen
  6. hadden bewezen
o.t.t.t.
  1. zal bewijzen
  2. zult bewijzen
  3. zal bewijzen
  4. zullen bewijzen
  5. zullen bewijzen
  6. zullen bewijzen
o.v.t.t.
  1. zou bewijzen
  2. zou bewijzen
  3. zou bewijzen
  4. zouden bewijzen
  5. zouden bewijzen
  6. zouden bewijzen
diversen
  1. bewijs!
  2. bewijst!
  3. bewezen
  4. bewijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bewijzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
belägga aantonen; bewijzen; staven eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
bevisa aantonen; bewijzen; staven nagaan; verifieren; zekerstellen
demonstrera aantonen; bewijzen; staven aanschouwelijk maken; demonstreren; tentoonstellen; veraanschouwelijken
verifiera aantonen; bewijzen; staven nagaan; valideren; verifieren; zekerstellen
- aantonen
OtherRelated TranslationsOther Translations
belägga beslaan

Synonyms for "bewijzen":


Related Definitions for "bewijzen":

  1. laten zien dat het zo is1
    • de politie kan niet bewijzen dat hij het gedaan heeft1

Wiktionary Translations for bewijzen:


Cross Translation:
FromToVia
bewijzen visa; demonstrera show — indicate (a fact) to be true
bewijzen bevisa; attestera; betyga démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
bewijzen bevisa prouverétablir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.

Related Translations for bewijs