Dutch
Detailed Translations for spijten from Dutch to Swedish
spijten:
-
spijten (betreuren)
Conjugations for spijten:
o.t.t.
- spijt
- spijt
- spijt
- spijten
- spijten
- spijten
o.v.t.
- speet
- speet
- speet
- speten
- speten
- speten
v.t.t.
- heb gespeten
- hebt gespeten
- heeft gespeten
- hebben gespeten
- hebben gespeten
- hebben gespeten
v.v.t.
- had gespeten
- had gespeten
- had gespeten
- hadden gespeten
- hadden gespeten
- hadden gespeten
o.t.t.t.
- zal spijten
- zult spijten
- zal spijten
- zullen spijten
- zullen spijten
- zullen spijten
o.v.t.t.
- zou spijten
- zou spijten
- zou spijten
- zouden spijten
- zouden spijten
- zouden spijten
en verder
- ben gespeten
- bent gespeten
- is gespeten
- zijn gespeten
- zijn gespeten
- zijn gespeten
diversen
- spijt!
- spijtt!
- gespeten
- spijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spijten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ångra | betreuren; spijten | betreuren; jammer vinden; ongedaan maken; terugdraaien |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
ångra | terugdraaifase |
Related Words for "spijten":
Related Definitions for "spijten":
spijt:
-
de spijt (berouw)
Translation Matrix for spijt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
förkrosselse | berouw; spijt | |
ånger | berouw; spijt | bezinning; gewetenswroeging; inkeer; wroeging |