Summary


Dutch

Detailed Translations for vuur from Dutch to Swedish

vuur:

vuur [het ~] nomen

  1. het vuur (brand; fik)
    brand; flammor; eld
  2. het vuur (elan; pit; gloed; vlam)
    schvung; fart; iver; eldighet
  3. het vuur (passie; hartstocht; overgave; )
    passion
  4. het vuur (houtvuur)
    brasa; stockeld; vedeld

Translation Matrix for vuur:

NounRelated TranslationsOther Translations
brand brand; fik; vuur brand
brasa houtvuur; vuur haard; haardstede; haardstee; open vuur; stookplaats; vreugdevuur; vuurhaard
eld brand; fik; vuur kacheltje; kleine kachel; vlammenzee; vreugdevuur; vuurtje; vuurzee
eldighet elan; gloed; pit; vlam; vuur
fart elan; gloed; pit; vlam; vuur aandrift; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; fut; gang; kracht; momentum; puf; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; stuwkracht; tempo; vaart; voortstuwing; werklust
flammor brand; fik; vuur vlammenzee; vuurzee
iver elan; gloed; pit; vlam; vuur begerige ijver; felheid; graagte; gretigheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht; voortvarendheid
passion drift; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; overgave; passie; vurigheid; vuur bezetenheid; devotie; drift; genegenheid; genoegen; genot; ijver; inzet; lust; obsessie; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; wellust; zorgzaamheid
schvung elan; gloed; pit; vlam; vuur
stockeld houtvuur; vuur
vedeld houtvuur; vuur

Related Words for "vuur":


Related Definitions for "vuur":

  1. enthousiasme en geestdrift1
    • met vuur heeft hij zijn plan verdedigd1
  2. licht en vlammen die je ziet als iets brandt1
    • toen de fabriek in brand stond, zagen we een groot vuur1

Wiktionary Translations for vuur:

vuur
noun
  1. een lichtend verschijnsel dat onstaat wanneer iets verbrandt

Cross Translation:
FromToVia
vuur eld; brand fire — oxidation reaction
vuur eld; brasa; bål fire — something that has produced or is capable of producing this chemical reaction
vuur eld fire — alchemy: one of the four basic elements
vuur eld fire — India and Japan: one of the five basic elements
vuur ugn; spis fire — heater or stove
vuur eld; beskjutning fire — in-flight bullets
vuur beskjutning Beschussmilitärisch: Vorgang des Schießens (über längere Zeit hindurch) auf jemanden oder etwas
vuur eld Feuer — menschlich kontrollierter Verbrennungsvorgang, hauptsächlich, um die Wärme zu nutzen
vuur eld Feuer — Leuchterscheinung und Wärmeabgabe beim Verbrennen
vuur hetta; iver; häftighet ardeurchaleur vif, extrême.
vuur eld; brand; brasa feu — Dégagement d’énergie calorifique par une combustion.

vuren:

vuren verb (vuur, vuurt, vuurde, vuurden, gevuurd)

  1. vuren (schoten lossen; schieten; afvuren; afschieten)
    skjuta; fysiljera; beskjuta; skjuta ned
    • skjuta verb (skjuter, sköt, skjutit)
    • fysiljera verb (fysiljerar, fysiljerade, fysiljerat)
    • beskjuta verb (beskjuter, besköt, beskjutit)
    • skjuta ned verb (skjuter ned, sköt ned, skjutit ned)
  2. vuren (trekker overhalen; afdrukken)
    trycka av
    • trycka av verb (trycker av, tryckte av, tryckt av)

Conjugations for vuren:

o.t.t.
  1. vuur
  2. vuurt
  3. vuurt
  4. vuren
  5. vuren
  6. vuren
o.v.t.
  1. vuurde
  2. vuurde
  3. vuurde
  4. vuurden
  5. vuurden
  6. vuurden
v.t.t.
  1. heb gevuurd
  2. hebt gevuurd
  3. heeft gevuurd
  4. hebben gevuurd
  5. hebben gevuurd
  6. hebben gevuurd
v.v.t.
  1. had gevuurd
  2. had gevuurd
  3. had gevuurd
  4. hadden gevuurd
  5. hadden gevuurd
  6. hadden gevuurd
o.t.t.t.
  1. zal vuren
  2. zult vuren
  3. zal vuren
  4. zullen vuren
  5. zullen vuren
  6. zullen vuren
o.v.t.t.
  1. zou vuren
  2. zou vuren
  3. zou vuren
  4. zouden vuren
  5. zouden vuren
  6. zouden vuren
diversen
  1. vuur!
  2. vuurt!
  3. gevuurd
  4. vurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vuren [het ~] nomen

  1. het vuren (schieten)

Translation Matrix for vuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
skjutande schieten; vuren afschieten; afvuren; schoten lossen
VerbRelated TranslationsOther Translations
beskjuta afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren bestoken; kanonneren; met kanon beschieten
fysiljera afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren
skjuta afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren doorschieten; dringen; duwen; filmen; schuiven; voortschuiven
skjuta ned afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren naar beneden schieten; neerhalen; neersabelen; neerschieten; overhoopschieten
trycka av afdrukken; trekker overhalen; vuren

Related Words for "vuren":


Wiktionary Translations for vuren:


Cross Translation:
FromToVia
vuren ge eld; avfyra fire — intransitive: to shoot

Related Translations for vuur