Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. druppel:
  2. druppelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for druppel from Dutch to Swedish

druppel:

druppel [de ~ (m)] nomen

  1. de druppel (drop)
    droppe

Translation Matrix for druppel:

NounRelated TranslationsOther Translations
droppe drop; druppel borrel; dropping; kledder; kleine slok; klodder; kwak; lik; neut; slokje; staande receptie

Related Words for "druppel":


Wiktionary Translations for druppel:

druppel
noun
  1. kleine hoeveelheid vloeistof die niet in contact is met een andere vloeistof

Cross Translation:
FromToVia
druppel pärla bead — small drop of liquid
druppel droppe drop — small mass of liquid

druppelen:

druppelen verb (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)

  1. druppelen (afdruipen; sijpelen; droppen; )
    droppa; drypa
    • droppa verb (droppar, droppade, droppat)
    • drypa verb (dryper, dröp, drupit)
  2. druppelen (druppels laten vallen; druipen; druppen; droppen)
    stöka till; smutsa ner; röra till
    • stöka till verb (stökar till, stökade till, stökat till)
    • smutsa ner verb (smutsar ner, smutsade ner, smutsat ner)
    • röra till verb (rör till, rörde till, rört till)

Conjugations for druppelen:

o.t.t.
  1. druppel
  2. druppelt
  3. druppelt
  4. druppelen
  5. druppelen
  6. druppelen
o.v.t.
  1. druppelde
  2. druppelde
  3. druppelde
  4. druppelden
  5. druppelden
  6. druppelden
v.t.t.
  1. heb gedruppeld
  2. hebt gedruppeld
  3. heeft gedruppeld
  4. hebben gedruppeld
  5. hebben gedruppeld
  6. hebben gedruppeld
v.v.t.
  1. had gedruppeld
  2. had gedruppeld
  3. had gedruppeld
  4. hadden gedruppeld
  5. hadden gedruppeld
  6. hadden gedruppeld
o.t.t.t.
  1. zal druppelen
  2. zult druppelen
  3. zal druppelen
  4. zullen druppelen
  5. zullen druppelen
  6. zullen druppelen
o.v.t.t.
  1. zou druppelen
  2. zou druppelen
  3. zou druppelen
  4. zouden druppelen
  5. zouden druppelen
  6. zouden druppelen
diversen
  1. druppel!
  2. druppelt!
  3. gedruppeld
  4. druppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for druppelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
droppa afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; in straaltjes afdruipen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; zich stil verwijderen
drypa afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen afdruipen; dribbelen; dribbelen met de bal; zich stil verwijderen
röra till droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken
smutsa ner droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen afgeven; bevlekken; doorelkaar liggen; smetten; vlekken
stöka till droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen doorelkaar liggen; troep maken

Related Words for "druppelen":


Wiktionary Translations for druppelen:


Cross Translation:
FromToVia
druppelen droppa dribble — to fall in drops or an unsteady stream