Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. getuigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for getuigen from Dutch to Swedish

getuigen:

getuigen verb (getuig, getuigt, getuigde, getuigden, getuigd)

  1. getuigen
    vittna
    • vittna verb (vittnar, vittnade, vittnat)

Conjugations for getuigen:

o.t.t.
  1. getuig
  2. getuigt
  3. getuigt
  4. getuigen
  5. getuigen
  6. getuigen
o.v.t.
  1. getuigde
  2. getuigde
  3. getuigde
  4. getuigden
  5. getuigden
  6. getuigden
v.t.t.
  1. heb getuigd
  2. hebt getuigd
  3. heeft getuigd
  4. hebben getuigd
  5. hebben getuigd
  6. hebben getuigd
v.v.t.
  1. had getuigd
  2. had getuigd
  3. had getuigd
  4. hadden getuigd
  5. hadden getuigd
  6. hadden getuigd
o.t.t.t.
  1. zal getuigen
  2. zult getuigen
  3. zal getuigen
  4. zullen getuigen
  5. zullen getuigen
  6. zullen getuigen
o.v.t.t.
  1. zou getuigen
  2. zou getuigen
  3. zou getuigen
  4. zouden getuigen
  5. zouden getuigen
  6. zouden getuigen
diversen
  1. getuig!
  2. getuigt!
  3. getuigd
  4. getuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

getuigen [de ~] nomen, plural

  1. de getuigen (getuigen voor de rechtbank)

Translation Matrix for getuigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
vittnen getuigen; getuigen voor de rechtbank
VerbRelated TranslationsOther Translations
vittna getuigen

Related Definitions for "getuigen":

  1. het laten zien, er blijk van geven1
    • zijn kleding getuigde van smaak1
  2. later officieel vertellen wat je zag1
    • hij getuigde dat de man drie keer schoot1

Wiktionary Translations for getuigen:


Cross Translation:
FromToVia
getuigen attestera; betyga attestercertifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
getuigen bevisa; attestera; betyga démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
getuigen attestera; betyga témoignerporter témoignage, servir de témoin.

Related Translations for getuigen