Dutch
Detailed Translations for verschil from Dutch to Swedish
verschil:
-
het verschil (onderscheid; verschillendheid)
Translation Matrix for verschil:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skillnad | onderscheid; verschil; verschillendheid | deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; schelen; verschillen; voornaamheid; welgemanierdheid |
Antonyms for "verschil":
Related Definitions for "verschil":
Wiktionary Translations for verschil:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschil | → avvikelse; differens; skillnad; olikhet | ↔ difference — characteristic of something that makes it different from something else |
• verschil | → avvikelse; skillnad; differens; olikhet | ↔ difference — quality of being different |
• verschil | → differens; skillnad | ↔ difference — arithmetic: result of a subtraction |
• verschil | → distinktion | ↔ Distinktion — Unterscheidung |
• verschil | → skillnad | ↔ Unterschied — Die Nicht-Übereinstimmung zweier Objekte bzw. Dinge |
• verschil | → olikhet; skillnad | ↔ différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre. |
verschil form of verschillen:
-
verschillen (afwijken)
-
verschillen (uiteenlopen; variëren; veranderen; afwisselen; wisselen)
-
verschillen (verschil maken; schelen)
Conjugations for verschillen:
o.t.t.
- verschil
- verschilt
- verschilt
- verschillen
- verschillen
- verschillen
o.v.t.
- verschilde
- verschilde
- verschilde
- verschilden
- verschilden
- verschilden
v.t.t.
- heb verschild
- hebt verschild
- heeft verschild
- hebben verschild
- hebben verschild
- hebben verschild
v.v.t.
- had verschild
- had verschild
- had verschild
- hadden verschild
- hadden verschild
- hadden verschild
o.t.t.t.
- zal verschillen
- zult verschillen
- zal verschillen
- zullen verschillen
- zullen verschillen
- zullen verschillen
o.v.t.t.
- zou verschillen
- zou verschillen
- zou verschillen
- zouden verschillen
- zouden verschillen
- zouden verschillen
diversen
- verschil!
- verschilt!
- verschild
- verschillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het verschillen (schelen)
Translation Matrix for verschillen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avvikelse | schelen; verschillen | afwijking; afwijkingen; uitweiding; uitwijking |
differentiering | schelen; verschillen | differentiatie; diversificatie |
skillnad | schelen; verschillen | deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; onderscheid; verschil; verschillendheid; voornaamheid; welgemanierdheid |
Verb | Related Translations | Other Translations |
avvika | afwijken; schelen; verschil maken; verschillen | afdwalen; uitweiden |
frångå | afwijken; verschillen | |
skilja sig åt | schelen; verschil maken; verschillen | |
vara olik | schelen; verschil maken; verschillen | |
variera | afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen | overhoop liggen; overhoopliggen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
avvikelse | afgeweken |
Antonyms for "verschillen":
Related Definitions for "verschillen":
Wiktionary Translations for verschillen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschillen | → variera | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |