Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aangekomen:
  2. aankomen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aangekomen from Dutch to Swedish

aangekomen:

aangekomen adj

  1. aangekomen

Translation Matrix for aangekomen:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
anlänt aangekomen

aangekomen form of aankomen:

aankomen verb (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)

  1. aankomen (arriveren)
    – na een reis ergens komen 1
    ankomma; anlända
    • ankomma verb (ankommer, ankom, ankommit)
    • anlända verb (anländar, anländade, anländat)
  2. aankomen (finishen; eindigen)
    sluta; avsluta; fullborda
    • sluta verb (slutar, slutade, slutat)
    • avsluta verb (avslutar, avslutade, avslutat)
    • fullborda verb (fullbordar, fullbordade, fullbordat)
  3. aankomen (zwaarder worden; dikker worden)
    – dikker worden 1
    gå upp i vikt; bli tyngre
    • gå upp i vikt verb (går upp i vikt, gick upp i vikt, gått upp i vikt)
    • bli tyngre verb (blir tyngre, blev tyngre, blivit tyngre)
  4. aankomen (op visite gaan; bezoeken; langskomen; )
    besöka
    • besöka verb (besöker, besökte, besökt)
  5. aankomen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    besöka; komma förbi
    • besöka verb (besöker, besökte, besökt)
    • komma förbi verb (kommer förbi, komm förbi, kommit förbi)

Conjugations for aankomen:

o.t.t.
  1. kom aan
  2. komt aan
  3. komt aan
  4. komen aan
  5. komen aan
  6. komen aan
o.v.t.
  1. kwam aan
  2. kwam aan
  3. kwam aan
  4. kwamen aan
  5. kwamen aan
  6. kwamen aan
v.t.t.
  1. ben aangekomen
  2. bent aangekomen
  3. is aangekomen
  4. zijn aangekomen
  5. zijn aangekomen
  6. zijn aangekomen
v.v.t.
  1. was aangekomen
  2. was aangekomen
  3. was aangekomen
  4. waren aangekomen
  5. waren aangekomen
  6. waren aangekomen
o.t.t.t.
  1. zal aankomen
  2. zult aankomen
  3. zal aankomen
  4. zullen aankomen
  5. zullen aankomen
  6. zullen aankomen
o.v.t.t.
  1. zou aankomen
  2. zou aankomen
  3. zou aankomen
  4. zouden aankomen
  5. zouden aankomen
  6. zouden aankomen
diversen
  1. kom aan!
  2. komt aan!
  3. aangekomen
  4. aankomende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aankomen [znw.] nomen

  1. aankomen (arriveren; komen)

Translation Matrix for aankomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
ankommande aankomen; arriveren; komen aankomsten
avsluta afkrijgen
besöka bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
ankomma aankomen; arriveren
anlända aankomen; arriveren
avsluta aankomen; eindigen; finishen afkrijgen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; fiksen; haspelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; leegeten; naar einde toewerken; op een haspel winden; opeten; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
besöka aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen buurten
bli tyngre aankomen; dikker worden; zwaarder worden
fullborda aankomen; eindigen; finishen ten einde zijn; totstandbrengen
gå upp i vikt aankomen; dikker worden; zwaarder worden
komma förbi aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aangetroffen worden; binnenvallen; onverwachts langskomen
sluta aankomen; eindigen; finishen afhaken; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; ermee uitscheiden; eruitstappen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; staken; stoppen; terechtkomen; uitscheiden; verzeilen
- aanraken; arriveren; raken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
komma förbi binnengevallen; langsgekomen

Synonyms for "aankomen":


Antonyms for "aankomen":


Related Definitions for "aankomen":

  1. dikker worden1
    • ik ben 1 kilo aangekomen1
  2. even vastpakken, ergens met de handen aan zitten.1
    • je mag niet aan mijn zere arm komen!1
  3. pijn doen1
    • die klap kwam hard aan1
  4. even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen1
    • mijn arm doet pijn, je mag daar niet aankomen1
  5. na een reis ergens komen1
    • de trein komt om drie uur aan1

Wiktionary Translations for aankomen:


Cross Translation:
FromToVia
aankomen komma fram arrive — to get to a certain place
aankomen komma; ; anlända get — arrive at
aankomen öka i vikt put on weight — to become heavier

External Machine Translations: