Dutch

Detailed Translations for aangezien from Dutch to Swedish

aangezien:

aangezien adj

  1. aangezien (vermits; daar)
  2. aangezien (omdat; daar)

Translation Matrix for aangezien:

AdverbRelated TranslationsOther Translations
- daar
ConjunctionRelated TranslationsOther Translations
- omdat
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aangezien; daar; omdat alsdan; dan; destijds; indertijd; toen; toendertijd; toenmaals; toentertijd
med detta i åtanke aangezien; daar; vermits

Related Words for "aangezien":

  • aangeziene

Synonyms for "aangezien":


Related Definitions for "aangezien":

  1. het woord noemt een reden1
    • aangezien ik moe ben, ga ik nu slapen1

Wiktionary Translations for aangezien:


Cross Translation:
FromToVia
aangezien därför att; eftersom because — by or for the cause that; on this account that; for the reason that
aangezien eftersom since — because
aangezien därför att; eftersom parce que — Sert à marquer la raison de ce qu’on a dit, le motif de ce qu’on a fait, la cause d’un événement.

aangezien form of aanzien:

aanzien [het ~] nomen

  1. het aanzien (niveau; achting)
    rykte; anseende; reputation
  2. het aanzien (prestige; status; achtbaarheid)
    status; anseende; prestige
  3. het aanzien (allure)
    stil; elegans; klass
  4. het aanzien (exterieur)
  5. het aanzien (eminentie; grootheid; verhevenheid; )
  6. het aanzien (uiterlijk; verschijning; voorkomen; )

aanzien verb (zie aan, ziet aan, zag aan, zagen aan, aangezien)

  1. aanzien (aankijken; aanblikken)
    titta på; stirra på
    • titta på verb (tittar på, tittade på, tittat på)
    • stirra på verb (stirrar på, stirrade på, stirrat på)

Conjugations for aanzien:

o.t.t.
  1. zie aan
  2. ziet aan
  3. ziet aan
  4. zien aan
  5. zien aan
  6. zien aan
o.v.t.
  1. zag aan
  2. zag aan
  3. zag aan
  4. zagen aan
  5. zagen aan
  6. zagen aan
v.t.t.
  1. heb aangezien
  2. hebt aangezien
  3. heeft aangezien
  4. hebben aangezien
  5. hebben aangezien
  6. hebben aangezien
v.v.t.
  1. had aangezien
  2. had aangezien
  3. had aangezien
  4. hadden aangezien
  5. hadden aangezien
  6. hadden aangezien
o.t.t.t.
  1. zal aanzien
  2. zult aanzien
  3. zal aanzien
  4. zullen aanzien
  5. zullen aanzien
  6. zullen aanzien
o.v.t.t.
  1. zou aanzien
  2. zou aanzien
  3. zou aanzien
  4. zouden aanzien
  5. zouden aanzien
  6. zouden aanzien
diversen
  1. zie aan!
  2. ziet aan!
  3. aangezien
  4. aanzienende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanzien:

NounRelated TranslationsOther Translations
anseende aanzien; achtbaarheid; achting; niveau; prestige; status aangezicht; faam; gelaat; gezicht; naam; reputatie; roep
berömmelse aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid doorluchtigheid; vermaardheid
elegans aanzien; allure elegance; elegantie; finesse; gratie; sierlijkheid
framträdande aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanblik; aangezicht; buitenkant; comparatie; gedaante; iemand zijn uiterlijk; indringerigheid; uiterlijk; verschijning; verschijningsvorm; vertoon; voorkomen; vorm
högt anseende aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid
klass aanzien; allure aard; categorie; classificatie; klas; klasse; objectklasse; onderverdeling; schoolklas
prestige aanzien; achtbaarheid; prestige; status
reputation aanzien; achting; niveau faam; naam; reputatie; roep
rykte aanzien; achting; niveau faam; mare; naam; officieus bericht; praat; reputatie; roep
status aanzien; achtbaarheid; prestige; status beschikbaarheid; betalingsstatus; goedkeuringsstatus; online status; recordstatus; status
stil aanzien; allure genre; slag; soort; speurzin; type
stirra på aangapen; aanstaren; verbaasd aanzien
storhet aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid reusachtigheid
titta på kijken
upphöjdhet aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid
utanför aanzien; exterieur buitenkant; buitensluiting; buitenste; buitenzijde
VerbRelated TranslationsOther Translations
stirra på aanblikken; aankijken; aanzien aangapen; aanstaren
titta på aanblikken; aankijken; aanzien bekijken; bezichtigen; gadeslaan; inspecteren; kijken; kijken naar; observeren; waarnemen; zien
ModifierRelated TranslationsOther Translations
framträdande invloedrijk; vooraanstaand
stirra på aangestaard
utanför eruit

Synonyms for "aanzien":


Related Definitions for "aanzien":

  1. bekijken1
    • hij zag Tina voor iemand anders aan1
  2. er rustig naar kijken en nog niets doen1
    • we zullen het nog even aanzien voor we maatregelen nemen1
  3. hoe het eruitziet1
    • deze straat heeft een ander aanzien gekregen1

Wiktionary Translations for aanzien:


Cross Translation:
FromToVia
aanzien granska ansehen — (reflexiv) etwas oder jemanden betrachten, um es oder ihn kennenzulernen
aanzien se på ansehen — betrachten; angucken; anschauen
aanzien påseende AnsehenSehen, etwas in Augenschein nehmen.
aanzien anseende; prestige prestige — dignity, status, or esteem
aanzien anseende; anblick; vy airmélange gazeux constituer l’atmosphère.
aanzien hastighet; tempo; anblick; anseende; vy allurefaçon d’aller, de marcher.
aanzien tåla; tolerera tolérersupporter.