Dutch
Detailed Translations for aanzwellen from Dutch to Swedish
aanzwellen:
-
aanzwellen (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
Conjugations for aanzwellen:
o.t.t.
- zwel aan
- zwelt aan
- zwelt aan
- zwellen aan
- zwellen aan
- zwellen aan
o.v.t.
- zwol aan
- zwol aan
- zwol aan
- zwollen aan
- zwollen aan
- zwollen aan
v.t.t.
- ben aangezwollen
- bent aangezwollen
- is aangezwollen
- zijn aangezwollen
- zijn aangezwollen
- zijn aangezwollen
v.v.t.
- was aangezwollen
- was aangezwollen
- was aangezwollen
- waren aangezwollen
- waren aangezwollen
- waren aangezwollen
o.t.t.t.
- zal aanzwellen
- zult aanzwellen
- zal aanzwellen
- zullen aanzwellen
- zullen aanzwellen
- zullen aanzwellen
o.v.t.t.
- zou aanzwellen
- zou aanzwellen
- zou aanzwellen
- zouden aanzwellen
- zouden aanzwellen
- zouden aanzwellen
diversen
- zwel aan!
- zwelt aan!
- aangezwollen
- aanzwellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanzwellen
upsvellande-
upsvellande nomen
-
Translation Matrix for aanzwellen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
upsvellande | aanzwellen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
tillta | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen | aangroeien; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen |
öka | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen | aangroeien; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen |
Wiktionary Translations for aanzwellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanzwellen | → svälla | ↔ swell — intransitive: to become bigger, especially due to being engorged |