Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. achterstel:
  2. achterstellen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for achterstel from Dutch to Swedish

achterstel:

achterstel [het ~] nomen

  1. het achterstel
    baksida

Translation Matrix for achterstel:

NounRelated TranslationsOther Translations
baksida achterstel achterkant; achterspeler; achterste; achterwerk; achterzijde; back; bibs; billen; keerzijde; kont; ommezijde; onaangename zijde; rugzijde; schaduwkant; zitvlak; zitwerk

Related Words for "achterstel":


achterstellen:

achterstellen verb (stel achter, stelt achter, stelde achter, stelden achter, achtergesteld)

  1. achterstellen (discrimineren)
    diskriminera
    • diskriminera verb (diskriminerar, diskriminerade, diskriminerat)

Conjugations for achterstellen:

o.t.t.
  1. stel achter
  2. stelt achter
  3. stelt achter
  4. stellen achter
  5. stellen achter
  6. stellen achter
o.v.t.
  1. stelde achter
  2. stelde achter
  3. stelde achter
  4. stelden achter
  5. stelden achter
  6. stelden achter
v.t.t.
  1. ben achtergesteld
  2. bent achtergesteld
  3. is achtergesteld
  4. zijn achtergesteld
  5. zijn achtergesteld
  6. zijn achtergesteld
v.v.t.
  1. was achtergesteld
  2. was achtergesteld
  3. was achtergesteld
  4. waren achtergesteld
  5. waren achtergesteld
  6. waren achtergesteld
o.t.t.t.
  1. zal achterstellen
  2. zult achterstellen
  3. zal achterstellen
  4. zullen achterstellen
  5. zullen achterstellen
  6. zullen achterstellen
o.v.t.t.
  1. zou achterstellen
  2. zou achterstellen
  3. zou achterstellen
  4. zouden achterstellen
  5. zouden achterstellen
  6. zouden achterstellen
diversen
  1. stel achter!
  2. stelt achter!
  3. achtergesteld
  4. achterstellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for achterstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
diskriminera achterstellen; discrimineren

Related Words for "achterstellen":


Wiktionary Translations for achterstellen:


Cross Translation:
FromToVia
achterstellen uppskjuta; senarelägga postpone — to delay or put off an event
achterstellen tycka illa om; förakta; missakta dédaignerconsidérer avec dédain.
achterstellen försumma; vårdslösa négliger — Ne pas prendre soin d’une chose dont on devoir s’occuper.