Dutch
Detailed Translations for afbraak from Dutch to Swedish
afbraak:
Translation Matrix for afbraak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
förstöra | afbraak; sloop | |
riva ner | afbraak; sloop | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förstöra | 'n aframmeling geven; aantasten; aanvreten; afbreken; aframmelen; afrossen; bederven; beschadigen; breken; iets bederven; iets vergallen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; liquideren; neerhalen; omverhalen; ontkrachten; ontzenuwen; ruineren; slopen; stukmaken; te gronde richten; uit elkaar halen; uitroeien; verbroddelen; verdelgen; vergallen; verkankeren; verklungelen; verknallen; verknoeien; vernielen; vernietigen; verpesten; verwoesten; verzieken; weerleggen | |
Other | Related Translations | Other Translations |
förstöra | laten exploderen; opblazen |