Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgeranseld:
  2. afranselen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afgeranseld from Dutch to Swedish

afgeranseld:

afgeranseld adj

  1. afgeranseld (afgedroogd; afgerost)

Translation Matrix for afgeranseld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
skräpig afgedroogd; afgeranseld; afgerost
skräpigt afgedroogd; afgeranseld; afgerost

afgeranseld form of afranselen:

afranselen verb (ransel af, ranselt af, ranselde af, ranselden af, afgeranseld)

  1. afranselen (aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen)
    klå upp; spöa
    • klå upp verb (klår upp, klådde upp, klått upp)
    • spöa verb (spöar, spöade, spöat)

Conjugations for afranselen:

o.t.t.
  1. ransel af
  2. ranselt af
  3. ranselt af
  4. ranselen af
  5. ranselen af
  6. ranselen af
o.v.t.
  1. ranselde af
  2. ranselde af
  3. ranselde af
  4. ranselden af
  5. ranselden af
  6. ranselden af
v.t.t.
  1. heb afgeranseld
  2. hebt afgeranseld
  3. heeft afgeranseld
  4. hebben afgeranseld
  5. hebben afgeranseld
  6. hebben afgeranseld
v.v.t.
  1. had afgeranseld
  2. had afgeranseld
  3. had afgeranseld
  4. hadden afgeranseld
  5. hadden afgeranseld
  6. hadden afgeranseld
o.t.t.t.
  1. zal afranselen
  2. zult afranselen
  3. zal afranselen
  4. zullen afranselen
  5. zullen afranselen
  6. zullen afranselen
o.v.t.t.
  1. zou afranselen
  2. zou afranselen
  3. zou afranselen
  4. zouden afranselen
  5. zouden afranselen
  6. zouden afranselen
diversen
  1. ransel af!
  2. ranselt af!
  3. afgeranseld
  4. afranselende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afranselen [znw.] nomen

  1. afranselen (afranseling; pak slaag; afrossen)

Translation Matrix for afranselen:

NounRelated TranslationsOther Translations
piskande afranselen; afranseling; afrossen; pak slaag sjorring
VerbRelated TranslationsOther Translations
klå upp aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; iemand toetakelen; in elkaar timmeren; toetakelen aflikken; billekoek geven; een pak slaag geven; knuppelen; likken; ranselen
spöa aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; iemand toetakelen; in elkaar timmeren; toetakelen

Wiktionary Translations for afranselen:


Cross Translation:
FromToVia
afranselen mörbulta pummel — To hit or strike heavily and repeatedly
afranselen banka; drabba; slå battrefrapper de coups répétés.