Dutch
Detailed Translations for afgingen from Dutch to Swedish
afgaan:
-
afgaan (mislukken; falen; verkeerd lopen; misgaan; in de puree lopen; floppen; mislopen; stranden)
Conjugations for afgaan:
o.t.t.
- ga af
- gaat af
- gaat af
- gaan af
- gaan af
- gaan af
o.v.t.
- ging af
- ging af
- ging af
- gingen af
- gingen af
- gingen af
v.t.t.
- ben afgegaan
- bent afgegaan
- is afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
v.v.t.
- was afgegaan
- was afgegaan
- was afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
o.t.t.t.
- zal afgaan
- zult afgaan
- zal afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
o.v.t.t.
- zou afgaan
- zou afgaan
- zou afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
diversen
- ga af!
- gaat af!
- afgegaan
- afgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afgaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
misslyckas | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen | bederven; in de war sturen; klungelen; klunzen; knoeien; nekken; prutsen; ruïneren; stuntelen; te kort schieten; tegenvallen; verzieken |
tappa ansikte | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen |