Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afhankelijkheid:
  2. afhankelijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afhankelijkheid from Dutch to Swedish

afhankelijkheid:

afhankelijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de afhankelijkheid (verslaving; gewenning; verslaafdheid)
    beroende
  2. de afhankelijkheid (knechtschap)
    träldom; slaveri; livegendom

Translation Matrix for afhankelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
beroende afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving
livegendom afhankelijkheid; knechtschap
slaveri afhankelijkheid; knechtschap horigheid; lijfeigenenwerk; lijfeigenschap; slavenarbeid; slavenwerk; slavernij
träldom afhankelijkheid; knechtschap horigheid; lijfeigenenwerk; lijfeigenschap; slavenarbeid; slavenwerk
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beroende verslaafd

Related Words for "afhankelijkheid":


Wiktionary Translations for afhankelijkheid:


Cross Translation:
FromToVia
afhankelijkheid beroende dependence — state of being dependent
afhankelijkheid beroende dependence — irresistible need
afhankelijkheid beroendeskap; avhängighet; beroende Abhängigkeit — Zustand, auf jemand oder etwas angewiesen zu sein
afhankelijkheid beroende dépendance — État de qui, de ce qui dépend
afhankelijkheid beroende dépendance — Dépendance physiologique à une substance
afhankelijkheid livegenskap; träldom servitude — État figuré.

afhankelijk:


Translation Matrix for afhankelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
underordnad afhankelijke cel; inferieur; mindere; ondergeschikte; ondergeschiktheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
underordnad afhankelijk; onderschikkend bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderliggend knooppunt; onderworpen; subaltern; subordinerend
OtherRelated TranslationsOther Translations
underordnad junior
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avhängig afhankelijk; onzelfstandig
avhängigt afhankelijk; onzelfstandig
beroendet afhankelijk; onzelfstandig
förslavad afhankelijk; horig
förslavat afhankelijk; horig
underordnat afhankelijk; onderschikkend bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; subaltern; subordinerend
underställt afhankelijk; onderschikkend ingediend; voorgelegd

Related Words for "afhankelijk":


Antonyms for "afhankelijk":


Related Definitions for "afhankelijk":

  1. erdoor beslist of bepaald worden1
    • of we buiten sporten is afhankelijk van het weer1
  2. steun van iemand nodig hebben1
    • een kind is afhankelijk van zijn ouders1

Wiktionary Translations for afhankelijk:


Cross Translation:
FromToVia
afhankelijk beroende; avhängig dependent — relying upon; depending upon