Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aflikken:


Dutch

Detailed Translations for aflikken from Dutch to Swedish

aflikken:

aflikken verb (lik af, likt af, likte af, likten af, afgelikt)

  1. aflikken (likken)
    slicka; klå upp; slicka av
    • slicka verb
    • klå upp verb (klår upp, klådde upp, klått upp)
    • slicka av verb (slickar av, slickade av, slickat av)

Conjugations for aflikken:

o.t.t.
  1. lik af
  2. likt af
  3. likt af
  4. likken af
  5. likken af
  6. likken af
o.v.t.
  1. likte af
  2. likte af
  3. likte af
  4. likten af
  5. likten af
  6. likten af
v.t.t.
  1. heb afgelikt
  2. hebt afgelikt
  3. heeft afgelikt
  4. hebben afgelikt
  5. hebben afgelikt
  6. hebben afgelikt
v.v.t.
  1. had afgelikt
  2. had afgelikt
  3. had afgelikt
  4. hadden afgelikt
  5. hadden afgelikt
  6. hadden afgelikt
o.t.t.t.
  1. zal aflikken
  2. zult aflikken
  3. zal aflikken
  4. zullen aflikken
  5. zullen aflikken
  6. zullen aflikken
o.v.t.t.
  1. zou aflikken
  2. zou aflikken
  3. zou aflikken
  4. zouden aflikken
  5. zouden aflikken
  6. zouden aflikken
diversen
  1. lik af!
  2. likt af!
  3. afgelikt
  4. aflikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aflikken [znw.] nomen

  1. aflikken (likken)
    avslickning; slick

Translation Matrix for aflikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
avslickning aflikken; likken
slick aflikken; likken
VerbRelated TranslationsOther Translations
klå upp aflikken; likken aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; billekoek geven; een pak slaag geven; iemand toetakelen; in elkaar timmeren; knuppelen; ranselen; toetakelen
slicka aflikken; likken
slicka av aflikken; likken

Related Translations for aflikken