Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. beproeven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beproeft from Dutch to Swedish

beproeven:

beproeven verb (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)

  1. beproeven (onderzoeken; testen; keuren)
    testa; undersöka; kontrollera; kolla; pröva
    • testa verb (testar, testade, testat)
    • undersöka verb (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kontrollera verb (kontrollerar, kontrollerade, kontrollerat)
    • kolla verb (kollar, kollade, kollat)
    • pröva verb (prövar, prövade, prövat)
  2. beproeven (uitproberen; proberen)
    försöka; pröva ut
    • försöka verb (försöker, försökte, försökt)
    • pröva ut verb (prövar ut, prövade ut, prövat ut)
  3. beproeven (op de proef stellen)
    pröva; testa
    • pröva verb (prövar, prövade, prövat)
    • testa verb (testar, testade, testat)

Conjugations for beproeven:

o.t.t.
  1. beproef
  2. beproeft
  3. beproeft
  4. beproeven
  5. beproeven
  6. beproeven
o.v.t.
  1. beproefde
  2. beproefde
  3. beproefde
  4. beproefden
  5. beproefden
  6. beproefden
v.t.t.
  1. heb beproefd
  2. hebt beproefd
  3. heeft beproefd
  4. hebben beproefd
  5. hebben beproefd
  6. hebben beproefd
v.v.t.
  1. had beproefd
  2. had beproefd
  3. had beproefd
  4. hadden beproefd
  5. hadden beproefd
  6. hadden beproefd
o.t.t.t.
  1. zal beproeven
  2. zult beproeven
  3. zal beproeven
  4. zullen beproeven
  5. zullen beproeven
  6. zullen beproeven
o.v.t.t.
  1. zou beproeven
  2. zou beproeven
  3. zou beproeven
  4. zouden beproeven
  5. zouden beproeven
  6. zouden beproeven
diversen
  1. beproef!
  2. beproeft!
  3. beproefd
  4. beproevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beproeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
kontrollera controleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
försöka beproeven; proberen; uitproberen betrachten; getroosten; moeite doen; pogen; proberen; stressen; trachten
kolla beproeven; keuren; onderzoeken; testen controleren; iets opzoeken; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; nagaan; nakijken; nazoeken; opletten; overzien; testen; toetsen; toezien; uitproberen; uittesten
kontrollera beproeven; keuren; onderzoeken; testen bedwingen; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; inspecteren; keuren; narekenen; natellen; onder controle hebben; onder gezag brengen; onderwerpen; overhoren; schouwen; testen; toetsen
pröva beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; testen auditeren; keuren; proberen; proeven; smaken
pröva ut beproeven; proberen; uitproberen
testa beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; testen controleren; examen afnemen; nagaan; nakijken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
undersöka beproeven; keuren; onderzoeken; testen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; inspecteren; keuren; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; schouwen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren

Wiktionary Translations for beproeven:


Cross Translation:
FromToVia
beproeven prova ut; utprova; testa erproben — testen, ob etwas tatsächlich so funktioniert, wie es funktionieren soll
beproeven bepröva; försöka; probera; prova essayer — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations: