Dutch

Detailed Translations for bevestiging from Dutch to Swedish

bevestiging:

bevestiging [de ~ (v)] nomen

  1. de bevestiging (affirmatie)
  2. de bevestiging (bekrachtiging)
  3. de bevestiging (het vastmaken; het bevestigen)
  4. de bevestiging (mededeling; toelichting; statement; )
    meddelande
  5. de bevestiging (wat vast maakt)
  6. de bevestiging (vastmaken)
  7. de bevestiging

Translation Matrix for bevestiging:

NounRelated TranslationsOther Translations
bekräftelse affirmatie; bevestiging aanneming; accountantsverslag; confirmatie; verificatie
bemyndigande bekrachtiging; bevestiging autorisatie; fiat; machtiging; officiersaanstelling; toestemming; volmacht
berättigande bekrachtiging; bevestiging autorisatie; fiat; justificatie; machtiging; rechtvaardiging; toestemming
fixa bevestiging; vastmaken
fixande bevestiging; het bevestigen; het vastmaken
fästande bevestiging; het bevestigen; het vastmaken; wat vast maakt aanhechten; kleefmiddel; kleefpasta; plakmiddel; voorplakken; voorvoegen; voorzetten
försäkran affirmatie; bevestiging
meddelande aangifte; bevestiging; bewering; declaratie; mededeling; opheldering; statement; toelichting; uitlegging; verklaring aankondiging; aankondigingen; bekendmaking; bericht; boodschap; document; gewag; mededeling; melding; meldingstekst; memorandum; opgave; relaas; tijding; uitspraak; vermelding; verwittiging
sätta fast sig bevestiging; vastmaken
tillåtelse bekrachtiging; bevestiging aanvaardingen; geleidebiljet; welbevinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
fixa afdoen; fiksen; flikken; goedmaken; iets regelen; in orde maken; klaarspelen; klaren; klusje opknappen; klussen; rechtstrijken; rechtzetten; regelen; voor elkaar krijgen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
ACK bevestiging