Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- bevangen:
-
Wiktionary:
- bevangen → slopa, besegra, avliva, avrätta, dräpa, förnedra, förödmjuka, överstiga, överträffa
Dutch
Detailed Translations for bevingen from Dutch to Swedish
bevangen:
-
bevangen
-
bevangen
Conjugations for bevangen:
o.t.t.
- bevang
- bevangt
- bevangt
- bevangen
- bevangen
- bevangen
o.v.t.
- beving
- beving
- beving
- bevingen
- bevingen
- bevingen
v.t.t.
- heb bevangen
- hebt bevangen
- heeft bevangen
- hebben bevangen
- hebben bevangen
- hebben bevangen
v.v.t.
- had bevangen
- had bevangen
- had bevangen
- hadden bevangen
- hadden bevangen
- hadden bevangen
o.t.t.t.
- zal bevangen
- zult bevangen
- zal bevangen
- zullen bevangen
- zullen bevangen
- zullen bevangen
o.v.t.t.
- zou bevangen
- zou bevangen
- zou bevangen
- zouden bevangen
- zouden bevangen
- zouden bevangen
diversen
- bevang!
- bevangt!
- bevangen
- bevangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bevangen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
överväldigad | overstelpen; overweldigen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
överväldigad av | bevangen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
utom sig | bevangen | panisch |
överväldigad | bevangen |