Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bijvullen:


Dutch

Detailed Translations for bijvullen from Dutch to Swedish

bijvullen:

bijvullen verb (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)

  1. bijvullen (vullen)
    fylla upp
    • fylla upp verb (fyller upp, fyllde upp, fyllt upp)
  2. bijvullen (bijschenken; bijtanken)
    fylla på; fylla tanken
    • fylla på verb (fyller på, fyllde på, fyllt på)
    • fylla tanken verb (fyller tanken, fyllde tanken, fyllt tanken)

Conjugations for bijvullen:

o.t.t.
  1. vul bij
  2. vult bij
  3. vult bij
  4. vullen bij
  5. vullen bij
  6. vullen bij
o.v.t.
  1. vulde bij
  2. vulde bij
  3. vulde bij
  4. vulden bij
  5. vulden bij
  6. vulden bij
v.t.t.
  1. heb bijgevuld
  2. hebt bijgevuld
  3. heeft bijgevuld
  4. hebben bijgevuld
  5. hebben bijgevuld
  6. hebben bijgevuld
v.v.t.
  1. had bijgevuld
  2. had bijgevuld
  3. had bijgevuld
  4. hadden bijgevuld
  5. hadden bijgevuld
  6. hadden bijgevuld
o.t.t.t.
  1. zal bijvullen
  2. zult bijvullen
  3. zal bijvullen
  4. zullen bijvullen
  5. zullen bijvullen
  6. zullen bijvullen
o.v.t.t.
  1. zou bijvullen
  2. zou bijvullen
  3. zou bijvullen
  4. zouden bijvullen
  5. zouden bijvullen
  6. zouden bijvullen
diversen
  1. vul bij!
  2. vult bij!
  3. bijgevuld
  4. bijvullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijvullen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fylla på aanplempen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fylla på bijschenken; bijtanken; bijvullen
fylla tanken bijschenken; bijtanken; bijvullen
fylla upp bijvullen; vullen volmaken; volplempen; volstorten; vullen