Dutch
Detailed Translations for bouwrijp maken from Dutch to Swedish
bouwrijp maken:
bouwrijp maken verb (maak bouwrijp, maakt bouwrijp, maakte bouwrijp, maakten bouwrijp, bouwrijp gemaakt)
-
bouwrijp maken
Conjugations for bouwrijp maken:
o.t.t.
- maak bouwrijp
- maakt bouwrijp
- maakt bouwrijp
- maken bouwrijp
- maken bouwrijp
- maken bouwrijp
o.v.t.
- maakte bouwrijp
- maakte bouwrijp
- maakte bouwrijp
- maakten bouwrijp
- maakten bouwrijp
- maakten bouwrijp
v.t.t.
- heb bouwrijp gemaakt
- hebt bouwrijp gemaakt
- heeft bouwrijp gemaakt
- hebben bouwrijp gemaakt
- hebben bouwrijp gemaakt
- hebben bouwrijp gemaakt
v.v.t.
- had bouwrijp gemaakt
- had bouwrijp gemaakt
- had bouwrijp gemaakt
- hadden bouwrijp gemaakt
- hadden bouwrijp gemaakt
- hadden bouwrijp gemaakt
o.t.t.t.
- zal bouwrijp maken
- zult bouwrijp maken
- zal bouwrijp maken
- zullen bouwrijp maken
- zullen bouwrijp maken
- zullen bouwrijp maken
o.v.t.t.
- zou bouwrijp maken
- zou bouwrijp maken
- zou bouwrijp maken
- zouden bouwrijp maken
- zouden bouwrijp maken
- zouden bouwrijp maken
en verder
- is bouwrijp gemaakt
- zijn bouwrijp gemaakt
diversen
- maak bouwrijp!
- maakt bouwrijp!
- bouwrijp gemaakt
- bouwrijp makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bouwrijp maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
framkalla | bouwrijp maken | tot stand brengen; voor elkaar krijgen |
utveckla | bouwrijp maken | evolueren; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; openklappen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; volgroeien; volwassen worden; voor landbouw klaar maken |