Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. cipier:


Dutch

Detailed Translations for cipier from Dutch to Swedish

cipier:

cipier [de ~ (m)] nomen

  1. de cipier (gevangenisbewaarder; gevangenbewaarder)
  2. de cipier (bewaker; wacht; gevangenbewaarder)

Translation Matrix for cipier:

NounRelated TranslationsOther Translations
fångvaktare cipier; gevangenbewaarder; gevangenisbewaarder
vaktmästare bewaker; cipier; gevangenbewaarder; wacht bewaker; conciërge; conciërges; huisbewaarder; huismeeesters; huismeester; oppasser; ordebewaarder; portier; schoolbewaarder; schoolbewaarders; suppoost; wacht

Related Words for "cipier":

  • cipiers